Voor het overlijden van Arminius, in 1610, ondernam de over
heid al pogingen om dit meningsverschil bij te leggen. De ge
reformeerde kerk was immers sinds de opstand de publieke
kerk. De initiatieven van de overheid hadden niet veel resul
taat. Er bleek daarentegen nog een ander vraagstuk naar voren
te komen: was het mogelijk en wenselijk de Heidelbergse cate
chismus en de geloofsbelijdenis, twee belangrijke documenten
van het nieuwe hervormde geloof, te herzien?
In 1610 dienden ruim 40 geestverwanten van Arminius een
verzoekschrift in bij de Statenvergadering van Holland en
West-Friesland. Zij heetten nadien, naar dit verzoekschrift en
hun leidsman, remonstranten of arminianen. In hun verzoek
schrift zetten ze de ideeën van Arminius uiteen. Ze verzochten
ook om tolerantie van deze ideeën en, wat voorzichtiger, om
herziening van catechismus en geloofsbelijdenis. De Staten
vergadering willigde het verzoek om tolerantie in met haar re
solutie van augustus 161 o. De komende jaren bleef dit de poli
tieke lijn. Onder leiding van de landsadvocaat Johan van
Oldenbarnevelt en zijn rechterhand Hugo de Groot nam een
meerderheid van de Hollandse Statenvergadering besluiten
waarmee tolerantie van de remonstrantse opvattingen beoogd
werd, evenals het laten msten van de betwiste theologische
vraagstukken. Deze zouden toch niet de kern van het geloof
uitmaken.
Oldenbarnevelt nam bovendien de gelegenheid te baat om
maar weer eens een oud onderwerp op de agenda te zetten: de
concept-kerkorde van 1591. Met dit document hadden de Sta
ten van Holland in 1591 de verhouding tussen kerk en over
heid duidelijk willen vastleggen. Predikanten en de leden van
de kerkeraad zouden voortaan beroepen en benoemd moeten
worden door een college waarin vertegenwoordigers van het
stedelijk bestuur en de kerkeraad zitting hadden. Ook op ande
re terreinen werd de overheid invloed in kerkelijke zaken toe
gekend: bij de examinatie van predikanten, in kerkelijke ver
gaderingen en bij de uitoefening van de kerkelijke censuur.
Weer bleek echter, net zoals in 1591, dat de kerkorde niet de
goedkeuring van alle leden van de Statenvergadering kon weg
dragen. In februari 1612 formuleerde de Statenvergadering
daarom het besluit dat de lokale overheden die dat wilden de
kerkorde dan maar moesten invoeren.
Met deze discussies over kerkelijke leer en overheidsinvloed
waren de kiemen gezaaid van een conflict dat in verschillende
Hollandse steden steeds grotere en scherpere proporties zou
aannemen. In de ogen van orthodoxere calvinisten was het op
treden van Johan van Oldenbarnevelt en de zijnen namelijk
onaanvaardbaar. De Hollandse overheid bemoeide zich in haar