optreden in Den Briel. De stadhouder concentreerde zich op
andere gewesten om de Hollandse gedeputeerden in de Staten-
Generaal te isoleren. Het sluitstuk van deze aanpak was zijn
komst, met een afvaardiging van dit generale college, in
Utrecht. Hij verving er bestuurders en dankte de waardgelders
af. Toen pas was het Hollandse gewest weer aan de beurt. Op
29 augustus 1618 werden drie belangrijke dienaren van stad en
Staten gevangengenomen: de landsadvocaat Johan van Olden-
barnevelt en de pensionarissen van Rotterdam en Leiden,
Hugo de Groot en Rombout Hogerbeets. Kort daarna werd het
college van de ridderschap met vijf nieuwe leden uitgebreid en
in tal van steden de wet verzet.
De wetsverzetting in Holland De wetsverzetting in Holland werd ongetwijfeld bespoedigd
toen bleek dat de arrestatie van de drie pensionarissen veel ver
zet losmaakte onder de leden van de Staten van Holland. Een
arrestatie op Hollands grondgebied van functionarissen in Hol
landse dienst en dat nota bene op last van de Staten-Generaal,
die de pensionarissen door een generaliteitsrechtbank berecht
wilden zien: dat lieten de privileges van gewest en stad niet
toe. Was Holland de Staten-Generaal bovendien al niet sinds
de gebeurtenissen in Utrecht op controversiële punten tege
moetgekomen? De waardgelders waren afgedankt en de Hol
landse afgevaardigden in de Staten-Generaal hadden inge
stemd met het bijeenroepen van een nationale synode.
Maurits zag het met bezorgdheid gebeuren. Als een meerder
heid van de Staten van Holland haar zin zou krijgen en de pen
sionarissen zelf kon berechten, dan zou(den) de gevangens
buiten alle swaerigheit zijnen de staet verloren5).
Zo begon de stadhouder aan een wetsverzetting die bijna twee
maanden in beslag zou nemen. In drie rondes trok hij met zijn
soldaten langs de Hollandse steden om er bestuurders te ver
vangen. Daarna kwam hij steeds weer even terug in Den Haag.
Daar was inmiddels zijn neef Willem Lodewijk gearriveerd,
de stadhouder van Friesland, Groningen en Drente. Met
Anthony Duyck hield deze Maurits op de hoogte van alles wat
zich in Den Haag tijdens diens afwezigheid voordeed 6). Dat
was belangrijk, want wat de stadhouder deed kon eigenlijk niet
door de beugel. Pas toen hij aan de derde ronde begon kreeg hij
het fiat van de Hollandse Statenvergadering. En op 16 novem
ber, toen alles achter de mg was, vaardigde dit college een akte
van goedkeuring uit. Deze akte gaf de stadhouder bovendien
de bevoegdheid om, als hij dit nodig vond, verdere maatrege
len te treffen. Dat die bevoegdheid geen dode letter bleef on
dervonden de bestuurders van Gouda. In december 1619 werd
in deze plaats nogmaals de wet verzet.
68