De twisten te Haarlem
nen. Anthony Duyck beklaagde zich tenminste in hetzelfde
jaar 1620 over de benoeming van een opportunist tot raadsheer
van het Hof van Holland. De man was pas nadat 'de hekken
verhangen waren', naar het andere kamp overgestaptl2).
De afgevaardigden van Dordrecht lieten in de Hollandse Sta
tenvergadering eveneens een gematigd geluid horen. Al in
1619 kwamen zij met het voorstel van een amnestieverlening
om de gemoederen van de Hollandse bevolking te beter weder
te verenigen ende gerust te stellen '3). In Hoorn en Gouda
dreigden steeds weer voorstanders van een milder optreden te
gen de remonstranten bij de magistraatsverkiezingen op het
kussen te komen l4). Ongetwijfeld is het voor deze gematigder
elementen onder de bestuurders van groot belang geweest dat
de verhoudingen in Amsterdam rond 1627 definitief verander
den. Voortaan zou deze stad zich, in tegenstelling tot bijvoor
beeld het sinds 1618 'contraremonstrantse' Haarlem, voor een
vrede of bestand met Spanje uitspreken en de remonstranten
ongemoeid laten.
Haarlem behoorde in deze jaren tot de grote steden van Hol
land. De stad telde veel Zuidnederlandse vluchtelingen onder
haar bevolking, aan wie ze de nieuwe opbloei van haar laken-
en linnennijverheid te danken had. De hoofdnering van de stad
werd echter nog altijd gevormd door de brouwerijen aan het
Spaarne. Beide nijverheidsbelangen hebben het stedelijk be
leid gekleurd, getuige het ruimhartig toelatingsbeleid om Zuid
nederlandse immigranten aan te trekken en de klachten van
kuipers aan het begin van de zeventiende eeuw. De Haarlemse
vroedschap bestond uit brouwers of hun verwanten, aldus de
laatsten in een verzoekschrift van 1610. Ze hadden er dan ook
maar weinig vertrouwen in dat het stadsbestuur op hun klach
ten zou ingaan 1S).
Wat het godsdienstig terrein aangaat, hadden de stedelijke be
stuurders rekening te houden met een grote verscheidenheid
aan opvattingen. Het 'menniste' Haarlem werd bevolkt door
tal van rooms-katholieken en doopsgezinden, terwijl de gere
formeerde kerk rond 1620 waarschijnlijk slechts zo'n 20% van
de bevolking als lidmaat had weten te verenigen. Wel bezoch
ten veel 'liefhebbers' deze kerk, mensen die nog geen lid ge
worden waren. Ook de Haarlemse bestuurders ontkwamen
daar niet aan. Lid of geen lid, de gereformeerde kerk verdiende
als publieke kerk hun zorg en aandacht16).
De twisten van het bestand brachten in deze 'brede', tolerante
gemeenschap de nodige barsten. De stedelijke bestuurders
schaarden zich in de discussies over godsdienstige aangele
genheden achter Oldenbamevelts politieke lijn. Ze spraken
71