tief weg uit de Haarlemse kerk. Er werd een eigen - 'oude' -
kerkeraad gekozen en in januari 1617 volgde de ondertekening
van de Akte van Separatie in Amsterdam. In de officiële Haar
lemse kerk werd tot de wetsverzetting geen avondmaal meer
gevierd. De ouderlingen en diakenen die burgemeesters na het
vertrek van de aanhangers van Tetrode volgens de procedure
van de kerkorde van 1591 hadden laten kiezen, werden even
eens tot dit tijdstip niet meer vervangen.
De 'oude' kerkeraad liet in april 1617 een petitie in de stad
rondgaan, die vervolgens aan burgemeesters werd aangebo
den. Meer dan 1000 lidmaten, gezinshoofden wel te ver
staan l8), ondertekenden dit verzoek om de oude situatie te her
stellen: kerkelijke beroepingen en benoemingen 'bij commu
nicatie'. De burgemeesters reageerden uitgesproken fel en
daarmee raakte Haarlem tot over zijn oren betrokken in de be-
standstwisten: schutters die niet meer wilden gehoorzamen,
waardgelders en processen voor de hoven van justitie.
De burgemeesters zagen in de petitie een directe bedreiging
voor hun gezag. Siet die sijn alle aengenomen om ons ende de
goede borgerye den hals af te snyden, ende onse huysen op te
breken, ende onse goederen te rooven, schoot burgemeester
Gerrit van der Laen uitBurgemeesters weigerden de petitie
in ontvangst te nemen, lieten afgevaardigden uit Den Haag een
onderzoek instellen en eisten, uit vrees voor oproer, een nieu
we eed van trouw van de schutters. Bovendien besloten ze sol
daten, waardgelders, aan te nemen. Een aantal schutters wei
gerde de nieuwe eed af te leggen. Wie garandeerde hun dat ze
niet tegen de contraremonstranten ingezet zouden worden? De
burgemeesters legden deze schutters daarop een maandgeld
op, een som geld waarmee een vervanger betaald kon worden.
De lintwerker Elias Christiaensz. protesteerde tegen het zijns
inziens te hoog vastgestelde maandgeld. Omdat hij bovendien
ten overstaan van de schout bij nacht een dreigement geuit had
- wel het gheldt nu goet, maer als het weer beurt, salt kosten
bloedt20) -, werd hij zonder vorm van proces voor twaalf jaar
uit Haarlem, Rijnland en Kennemerland verbannen. Andere
ingezetenen van Haarlem deelden in de daaropvolgende maan
den zijn lot: Dirck Dircksz. Cronenburgh, de wever Gijsbrecht
Jansz., de koopman Abraham de Block (tevens lid van de
'oude' kerkeraad) en de arts Matthias Damius. Zij kregen ver
gelijkbare of nog zwaardere vonnissen te horen vanwege laster
en opruiende taal. In de ogen van de Haarlemse 'contraremon
stranten' was ditje reinste politieke justitie. De Haarlemse be
stuurders hadden lange tenen, aldus de auteur van het pamflet
Den Haerlemschen Harminiaen. Gijsbrecht Jansz. was bij
voorbeeld niet verbannen omdat hij van Maurits gezegd zou