Het remonstrantse Haarlem Niet alleen op lokaal, ook op gewestelijk niveau raakte Haar
lem ten nauwste betrokken bij de conflicten en problemen van
de bestandsjaren. In maart 1617 trad de Haarlemse pensionaris
Johan de Haen voor het eerst duidelijk op de voorgrond in de
Hollandse Statenvergadering. In de discussies over het al dan
niet toewijzen van kerkgebouw en predikanten aan de Haagse
contraremonstranten bleek hij zich fel te keren tegen iedere
concessie. Dat zouden stappen in de richting van openbare
factie ende scheuringe betekenen23).
In de volgende maanden zou De Haens rol uitgroeien tot die
van woordvoerder van een groep 'remonstrantse' steden in de
Staten van Holland. J. den Tex gebruikt deze aanduiding in
zijn biografie over Oldenbarnevelt voor de acht steden die in
1617 en 1618 bleven vasthouden aan Oldenbarnevelts politiek
van tolerantie en kerkorde en daarin langzamerhand radicali
seerden: Haarlem, Leiden, Gouda, Rotterdam, Schoonhoven,
Den Briel, Hoorn en Alkmaar. De acht vormden trouwens niet
zo'n homogeen blok als Den Tex doet vermoeden. Hoorn bij
voorbeeld was nogal twyfelachtych. De Goudse afgevaardig
den sloten zich aan omdat hun stad al sinds het begin van de
opstand tegen Spanje van mening was geweest dat godsdienst
uitsluitend een stedelijke aangelegenheid was24).
Dat Johan de Haen deze rol kreeg toebedeeld, was geen onver
wachte gang van zaken. Als pensionaris werd hij bij veel voor
overleg in Den Haag betrokken. De stad Haarlem was boven
dien het derde lid van de Staten van Holland en West-Friesland
en kreeg zo bij vergaderingen al na de edelen en Dordrecht het
woord. Juist het gematigde geluid van deze twee Statenleden
vond in de loop van 1617 steeds minder gehoor. Oldenbarne
velt, die het woord voerde namens de edelen, kon de verhitte
discussies niet meer sturen zoals hij dat altijd gewend was ge
weest. Dordrecht kreeg met zijn voorstellen zo weinig voet aan
de grond en voelde zo weinig voor de scherpe resolutie, dat de
stad zich in augustus 1617 aansloot bij het Amsterdamse blok.
De houding van Medemblik was tekenend voor de leden van
de Statenvergadering, die noch De Haen noch Amsterdam wil
den volgen. De stad weigerde op het Haarlems-Hoomse ver
zoek in te gaan om een aparte vergadering van de acht steden
bij te wonen. Naar de vergadering van het Amsterdamse blok
had ze ook geen afgevaardigden gestuurd 25).
In januari 1618 werd de scheuring die zich in de Hollandse
Statenvergadering had voltrokken, duidelijk zichtbaar. Toen
las Johan de Haen namens de acht remonstrantse steden een
lijst met grieven voor, de 'verklaring van Haarlem'. De acht
wilden van de Amsterdamse factie een expliciete verklaring
hebben dat deze het gezag van de Statenvergadering en de ste-
76