De nieuwe bestuurders Tot op het laatste moment probeerden de Haarlemse burge
van Haarlem meesters het tij van de wetsverzetting te keren. Op 20 oktober
legden ze de vroedschap de vraag voor, of het niet nodig was
om een burgerwacht in te stellen. De waardgelders waren afge
dankt, het werd winter en 's nachts was het niet altijd veilig op
straat. Vier dagen later legden ze de vroedschap een verzoek
schrift voor. Maurits had inmiddels in Leiden de wet verzet en
werd in de loop van de middag met zijn soldaten in Haarlem
verwacht. Konden ze de stadhouder niet verzoeken af te zien
van de wetsverzetting in Haarlem? Zo'n ingreep in de stedelij
ke verhoudingen streed immers met de privileges van de stad.
De burgemeesters bleken echter geen greep meer te hebben op
de vroedschap. Op 20 en 24 oktober ketsten hun voorstellen af
op de voorzichtigheid en de onwil van een meerderheid van dit
college39).
De stadssecretaris Hugo Steyn heeft een uitgebreid en leven
dig verslag van de wetsverzetting nagelaten. De man was erbij,
toen de vroedschap in de ochtend van 25 oktober op uitdrukke
lijk verzoek van Maurits bijeenkwam. Men maakte voor de
stadhouder een plekje bij het vuur klaar, maar veel tijd om te
zitten gunde deze zich niet. In een korte toespraak bedankte hij
alle vroedschappen voor hun bewezen diensten en ontsloeg hij
hen van hun eed. Dat was niet anders, er moest een streep gezet
worden onder de twisten in Holland. De bestuurders vertrok
ken zonder enig morren. Vervolgens werd de stadsboden op
gedragen de tweeëndertig personen te ontbieden die zitting
zouden krijgen in de nieuwe vroedschap. Maurits sprak ook
dezen toe, vanaf de verhoging waar de burgemeesters normaal
gesproken zaten. Weer beriep hij zich er op dat hij niet anders
kon handelen. Het was niet zijn bedoeling, zo zei hij uitdrukke
lijk, om de privileges van de stad of van personen zomaar ter
zijde te schuiven. Het was zijn wens dat zij, de nieuwe bestuur
ders, naar hun beste vermogen zouden bijdragen tot het herstel
van de rust en eendracht. Daarop beëdigde hij de aanwezigen
tot vroedschap. Hetzelfde deed hij vervolgens met de nieuwe
schepenen en burgemeesters40).
Door de wetsverzetting kreeg Haarlem een groot aantal nieu
we bestuurders: slechts dertien van de tweeëndertig nieuw
beëdigde vroedschappen hadden ook voor de wetsverzetting al
op het kussen gezeten. De stadhouder had niet voor niets lang
gewacht met zijn komst naar de stad. Met Leiden, Rotterdam
en Gouda gold Haarlem nu eenmaal als een berucht remon
strants bolwerk. Het nieuwe bestuur was echter niet in alle op
zichten een gelukkige keuze. Ruim tien jaar later, in 1630, was
van de op 25 oktober benoemde vroedschap de helft inmiddels
door weigering, overlijden of vertrek vervangen.
82