Het 'contraremonstrantse'
Haarlem
de wetsverzetting, eind augustus 1618, tot vroedschap en sche
pen benoemd. Van de vier quaeden die in 1618 gecontinueerd
waren, kreeg alleen Pieter Adriaensz. Verbeek belangrijke
ambten te bekleden. Bas en Vegter Jansz. hadden geweigerd,
Hendrik van Berckenrode bekleedde na de wetsverzetting
geen ambt meer.
In de eerste jaren na de wetsverzetting ontstonden onder de
nieuwe Haarlemse bestuurders de nodige fricties. Ze mochten
hun positie aan dezelfde staatsgreep te danken hebben, een ga
rantie voor vreedzame en belangeloze samenwerking was dat
niet. Het lijkt er op dat twee burgemeesters kort na de wetsver
zetting aan de kant zijn geschoven: de heel goede Arent Meyn-
artsz. Fabricius, die in 1618 met prominente figuren als Hugo
Muys van Holy en Reynier Pauw in de gedelegeerde recht
bank kwam te zitten, en de redelicke Jan van Napels.
Fabricius probeerde in de winter van 1618-1619 zijn zoon
Meynart op het admiraliteitskussen van Amsterdam te krijgen.
Dit lukte hem niet, ondanks de voorspraak van Maurits. Tot
gecommitteerde van Haarlem in de Admiraliteit werd burge
meester Van der Meer benoemd. Fabricius klaagde zijn nood
bij de stadhouder. Hij voelde zich in de steek gelaten, daer [ter
wijl] de meeste hurgerije nu op smaelen, dat mijn eyghen
vrienden, die ic heb soecken voor te setten tot groter eer en, nu
tegen mijn haer verheffen, om de mijnen te vei di ucken
Ook in 1620 en 1621 kreeg deze burgemeester zijn zin niet.
Toen probeerde hij, via Anthony Duyck, invloed uit te oefenen
op de Haarlemse burgemeestersverkiezingen. De griffier van
het Hof van Holland was inmiddels een machtig man gewor
den. In 1619 werd hij benoemd tot raadsheer in de Hoge Raad.
Begin 1621 volgde zijn benoeming tot raadpensionaris van
Holland. Fabricius liet Duyck weten dat Van der Meer, Da-
mius, Steyn, Teyts en Olycan zeker niet tot burgemeester ge
kozen moesten worden. Zijn voorkeur ging uit naar Van Ber
ckenrode, Van Napels, Verbeek, Loo, Van Teylingen, Voogd,
Druyvesteyn en Van der Meyde. Duyck speelde deze informa
tie door aan het Hof van Holland, dat in deze jaren de verkie
zing van schepenen en burgemeesters in eigen hand had. Mau
rits bevond zich namelijk met zijn troepen buiten Holland, te
velde.
Veel heeft het Hof niet voor Fabricius gedaan. De gecommit
teerden die namens Haarlem de lijsten indienden waarop de
namen van de kandidaat-schepenen en -burgemeesters ston
den, legden het Hof ook namen voor van degenen die huns
inziens tot burgemeester en schepen gekozen moesten worden.
Deze gang van zaken hangt misschien samen met het overlij-
85