van het noodlot dat men nog in 1900 de bogen ter weerszij
den van de brug, zoals men het in die dagen noemde, had 'ge
rectificeerd'. Misschien waren ze er twee jaar later weer aan
toe. Het ging kennelijk om een Zandvoorts tramstel, dat op
dit traject alleen reed in de relatie Station-Zandvoort. De mo
torwagen no 33 reed na de ontsporing met volle vaart tegen
de brugleuning, die aan het tramgeweld onvoldoende weer
stand bleek te kunnen bieden, waarna de wagen gedeeltelijk
in het water stortte. De bijwagen, een van het type 51-55,
bleef nog dwars over de brug liggen. Een meisje, dat zich op
dat moment op de bmg bevond kon niet tijdig uitwijken en
werd door de opspringende tram tegen de brugleuning ge
drukt, waardoor zij ernstige verwondingen opliep aan hoofd,
dij en kuit. Beter verging het de zich in de tram bevindende
personen. De conducteur sprong tijdig van de wagen af en de
bestuurder geraakte te water maar wist zwemmende de wal te
bereiken. De enige passagier, nog wel een opzichter van ge
meentewerken, werd door brekend glas aan de handen ge
wond. Het was een omvangrijk en ingewikkeld karwei om de
volgende dag de tram met takels en andere hulpvoorzienin
gen weer op het droge te brengen. De directie van de enet
vermoedde, dat het ongeval was veroorzaakt door baldadig
heid: het leggen van ijzeren voorwerpen in de rails.
In december 1902 kwam voor de Bloemendaalse lijn een
wachtgelegenheid voor trampassagiers bij het beginpunt aan
de Kruisweg in gebruik. Geen overbodige luxe aangezien van
de Ceintuurlijn komende reizigers na hun wandeling over de
spoorkruising daar bij het overstappen op de Bloemendaalse
lijn dienden te wachten. Het feit dat beide delen van het net
bij die overweg gescheiden waren had nog een andere conse
quentie. Doordat de remise Schotersingel maar een beperkte
Een grote menigte
belangstellenden bekijkt de bij
de Wilsonsbrug in het water
geraakte motorwagen van de
lijn Station Haarlem-Zandvoort.
105