ook niet aan kritiek ontbrak. Hij had weliswaar zijn tijd mee
en kreeg als wethouder (1965-1976) alle kansen zicht te ont
plooien. In mijn herinnering is die foto onvergetelijk, waarop
burgemeester De Gou kennis maakt met Haarlem, op de Gro
te Markt, in gezelschap van een stelletje mannen van gedegen
postuur en gewicht, de wethouder Geluk, Van Liemt, Spek,
Voskuilen en Loerakker, in hun gevolg loco-secretaris Gud-
de. Stuk voor stuk staken ze boven de middelmaat uit.
Was Wim van Liemt aanvankelijk wethouder van economi
sche zaken (waaronder ook vreemdelingenverkeer), later
werd daar Openbare Werken aan toegevoegd. In de raads- en
commissievergaderingen kon hij zijn opponenten slagvaardig
en niet zonder humor tegemoet treden. Wanneer hij een pro
ject moest verdedigen (bijvoorbeeld de parkeergarage aan de
Raaks of de Waarderbrug over het Spaarne) dan leek hij meer
de marktkoopman, die met woord en gebaar zijn waar aan
prees (en die ook verkocht) dan een wethouder, die zijn zaak
jes veilig moest stellen. En het gebeurde maar zelden, dat hij
zijn plannen moest prijsgeven. Daarvoor had hij ze te grondig
en doordacht voorbereid. Letterlijk en figuurlijk was de bloei
van Haarlem aan hem welbesteed. Als voorzitter van Haar
lems Bloei had hij uiteraard een voorliefde voor de bloemen
meisjes, wier uitstraling tot over onze landsgrenzen hem ple
zierde, maar altijd weer pleitte hij er voor, dat de meisjes als
visitekaartjes van de (bloemen)stad zich vooral in Haarlem
zelf lieten zien. niet te vergeten in de hofjes, zieken- en be
jaardentehuizen.
Geen wonder dat Wim van Liemt - reeds Officier van Oran-
je-Nassau - bij zijn afscheid begiftigd werd met de gouden
legpenning van de gemeente Haarlem. De pauselijke onder
scheiding Ridder Sint Gregorius duidde er bovendien op, dat
hij ook in kerkelijk verband zich heeft laten gelden. Herhaal
delijk werd een beroep op hem gedaan, en meestal niet tever
geefs. Van Liemt was een zeer gelovig man. In zijn geloof
moet hij de kracht gevonden hebben om de teleurstellingen,
die hem ook privé niet bespaard zijn gebleven, te verwerken.
In het roomse kamp was hij nog echt een van de vroegere re
genten, vaderlijk en een milde autoriteit uitstralend. Hij had
zich een wijdverbreid patronage verworven of had zich die
met genoegen laten welgevallen. Met name de Katholieke
Vereniging voor het Gezin (met het woelige speeltuinwerk)
had veel aan hem te danken, en niet minder de Katholieke
Gezinszorg, die onder hem tot bloei kwam. Inspirerend moet
hij ook geweest zijn als voorzitter van het Interparochieel
Charitatief Centrum en van het Curatorium van het Lyceum
Sancta Maria. Ook het ziekenhuis Mariastichting heeft gepro
fiteerd van zijn bestuurlijke talenten.