legenheidsdichter. Dan reisde hij stad en land af als spreker
over de meest uiteenlopende onderwerpen en voor het meest
verschillende publiek: professoren, notarissen, boeren, bur
gers en buitenlui. Had u of uw zaak iets te vieren, had u per
soonlijk iets te vieren? Harry luisterde het wel op met een spi
rituele toespraak of hij strooide alexandrijnen rond, compleet
met hoorn- en trompetgeschal, engelen en aartsengelen. Was
er iemand in zijn familie of kennissenkring overleden, Harry
maakte voor het bidprentje een uiterst gevoelig gedichtje, op
maat gesneden en voor éénmalig gebruik. En dat alles om
niet of voor een appel en een ei. Toen Harry zijn afstuderen
onder de drang van allerlei andere activiteiten alsmaar uitstel
de, zei moeder Prenen: Wij liggen krom om je te laten stude
ren (van een beurs wilde zij niets weten, wat je zelf kon deed
je zelf), nu zul je ook afstuderen. Van mijn part wordt je di
rect daarna clochard, maar dat papiertje kómt er binnen een
halfjaar. En zo geschiedde naar haar woord.
Gelukkig maar, want deze man, dienstbaar aan iedereen, al
tijd bereid om zijn bijdrage te leveren, altijd bereid om de
vruchten van zijn talenten uit te delen, had nog nooit de
beursberichten gelezen en kon geen dubbeltje van een kwart
je onderscheiden. Op hém was van toepassing het bijbelse Zie
de vogelen des velds; zij zaaien niet en zij maaien niet en zij
verzamelen niet in schuren; maar toch zeg ik U: zelfs Salomo
in al zijn heerlijkheid ging niet gekleed als één van dezen.
Toen Harry dan ook Gisela ontmoette en zou willen trouwen
was hij diep terneergeslagen, omdat hij geen rooie cent dacht
te bezitten. Toen toverde moeder Prenen een spaarbankboek
je tevoorschijn dat zij voor hem had beheerd en dansten zij
samen de horlepiep op de maat van 'Ik ben een rijk man, ik
ben een rijk man'! En hij trouwde, deze bijzondere pot had
zijn bijzondere deksel gevonden, en zij leefden nog lang en
gelukkig.
Ik ben begonnen met te zeggen dat Harry te vroeg én te laat
geboren is. Zo zou je ook kunnen zeggen dat hij te vroeg én
te laat gestorven is. Men zou kunnen denken: jammer dat
zo'n groot en groots mens de laatste jaren zo aftakelde; hij
ging stuntelig lopen of liever schuifelen, zijn eens zo fameuze
geheugen brokkelde af, bij vlagen vlamde zijn fijnzinnig ge
voel voor humor nog even op, Gisela moest hem constant op
porren en bewaken, kortom: die ontluistering had hem be
spaard moeten blijven. Maar degenen die zo denken zijn toch
te modieus, zij hebben te veel de euthanatici horen doordra
ven en zij hebben niet genoeg gekeken naar wat zich voor
hun ogen afspeelde. Naar de mate dat zijn vele uitzonderlijke
gaven als schillen van hem afvielen, kwam steeds meer de