de minister om een gewijzigd voorstel in te dienen. Ook G.S.
van Noord-Holland moest aan dit verzoek gehoor geven. Met
frisse tegenzin probeerden ze de plannen een beetje eenvoudi
ger te maken, en in ieder geval werkbaarder. De combinaties
die toen voorgesteld werden waren: Bloemendaal, Zandvoort,
Spaarnwoude, Spaarndam en Schoten als één district en Ben-
nebroek, Heemstede, Berkenrode, Zuid-Schalkwijk, Haar-
lemmerliede. Halfweg als een ander district. Nog steeds een
van grote fantasie getuigende combinatie. Haarlem zou dan
twee gemeenten om zich heen krijgen, een ten noorden en
een ten zuiden van de stad. De betrokken gemeenten, maar
ook Haarlem, waren met deze gang van zaken uiteraard niet
gelukkig. Opnieuw werd aangevoerd, dat door de grootte van
de nieuw te vormen gemeenten niet met één veldwachter per
gemeente zou kunnen worden volstaan. Ook zouden er hulp
secretarieën moeten worden ingesteld, om burgers niet een
enorme reis te moeten laten maken naar het gemeentehuis
voor bijvoorbeeld het aangeven van een geboorte of overlij
den. Betoogd werd dat ook van dit plan de besparing waar
schijnlijk nihil zou zijn. De minister werd echter (gelukkig?)
vervangen kort na de indiening van dit plan, maar nog vóór
dat het werkelijk de ambtelijke molen was ingegaan. Hiermee
verdween dit gehele plan, dat zeker gekarakteriseerd kan
worden als een van de meest verstrekkende dat op dit gebied
ooit gemaakt is.
De volgende plannen waren het gevolg van grote staatrech-
terlijke wijzigingen. Onder druk van de regering en opstan
den en revoluties in het buitenland was de conservatieve Ko
ning Willem ii aan het einde van 1848 jaar overstag gegaan
en had ingestemd met de realisatie van nieuwe politieke en
bestuurlijke veranderingen. De Grondwet werd gewijzigd en
dat had ook voor eventuele samenvoeg-plannen grote gevol
gen. De Grondwet van 1848 maakte een einde aan het onder
scheid tussen steden, heerlijkheden en dorpen, zoals dat na
1813 weer was ingesteld. Ambachtsheren hadden vanaf dat
ogenblik geen rechten meer tot voordracht of aanstelling van
gemeenteambtenaren. Haarlem en Amsterdam verloren daar
om na 1848 alle belangstelling voor hun stadsheerlijkheden.
Een grote bron van tegenstand tegen samenvoegingen was
hiermee weggenomen. Ten gevolge van de grondwetswijzi
ging moest er een wet gemaakt worden, waarin de positie en
taak van gemeenten zou worden vastgelegd. De minister die
deze wet moest opstellen was de door Koning Willem 11 ver
afschuwde politicus Thorbecke. Toen Thorbecke, onder an
dere, werkte aan een nieuwe gemeentewet, werd hem duide
lijk hoe versnipperd Nederland bestuurlijk was. Thorbecke