stanties positief, want van ministeriële zijde verkreeg men
concessie tot de aanleg van de lijngedeelten, die over rijks-
gronden liepen en op 3 maart 1898 verscheen er een reactie
van de gemeente Haarlem, waarin naast een aantal voorstel
len tot wijziging van het oorspronkelijk aangevraagde traject
ook een aantal bepalingen werd voorgesteld, die de gemeente
een grote invloed op het tramgebeuren zouden geven. Een
van de punten, die daarbij aan de orde kwamen was de vraag
of men overal moest stoppen voor het in- en uitlaten van
trampassagiers dan wel of men vaste halteplaatsen moest in
voeren. Na moeizame discussies werd tot het laatste besloten.
Op 4 juni 1898 brachten de initiatiefnemers hun onderneming
in de toen gestichte Eerste Nederlandsche Electrische Tram
maatschappij, de enet, in. Door een beroep te doen op de ka
pitaalmarkt wist men uiteindelijk met een kapitaal van één
miljoen gulden te beginnen aan de verwezenlijking van de
plannen. In het voetspoor daarvan besloten andere onderne
mende figuren tot bouw van woningen en van een rooms-
katholieke kerk in het Haarlemse gedeelte van de geprojec
teerde tramlijn naar Bloemendaal. Dat de enet niet lang het
(elektrische tramjrijk alleen zou hebben in Haarlem was reeds
in 1897 gebleken toen zich de heren Anderheggen en Neu-
meijer hadden aangediend met plannen voor een tweede
tramlijn, die Haarlem zou aandoen. Inmiddels kon door de
enet de aanleg van haar tramlijnen in november 1898 wor
den aanbesteed.
94
paarne
88 Uitgave Huilaadia, Amsterdam.
Een tram van de ringlijn aan het
Spaarne. Het cijfer 4 boven het
balkon is het volgnummer: de
nummers 2,4, 6 en 8 bereden
de ringlijn 'linksom', de vier
oneven volgnummers
'rechtsom'; 1902.