59- Colenbrander, Schimmelpenninck en Lodewijk Napoleon 43- 44. De inhoud van deze wetten is besproken in J.H.W. Unger, Bronnen voor de geschiedenis van Rotterdam De regeering van Rotterdam 1328-1892 (Rotterdam 1892) xcni-xcix. 60. F.J.M. Otten, 'Holland in de jaren 1795-1840' in: H.M. Brok ken (red.), 150 jaar Noord-Holland en Zuid-Holland ('s-Gravenhage 1990) 30-32. 61. De Blécourt, Organisatie 21-22. 62. A.R. Kleyn, 'Wapens van burgemeesters en maires van de stad Haarlem (1808—heden)', Gens Nostra 33 197^) 66—67. 63. Ibidem, 64-65. 64. Aldus M. Bruijel, 'Haarlem in 1813' in: G.J.W. Koolemans Beynen (red.), Historisch gedenkboek der herstelling van Neêrlands onafhankelijkheid in 1813 11 (Haarlem 1913) 344- 345. Barnaart was in 1781 geboren en in december 1811 op dertigjarige leeftijd maire geworden. Overigens was de veel aktievere adjunct-maire Johannes Enschedé nog jonger: Hij was in 1785 geboren. 65. Bruijel, 'Haarlem in 1813' 3Ó4~375- 66. Daarbij waren alle veertien leden van het in 1813 aangetreden provisionele bestuur, van wie H.D. Gildemeester zijn benoe ming niet kon aanvaarden (vgl. hierna noot 68). 67. Ook in Rotterdam was zo'n uitsluiting het geval. Schmitz, 'Wisseling van de wacht' 391-396- 68. Merkwaardig genoeg was bij de raadsbenoeming met deze bepaling niet genoeg rekening gehouden. Vier van de 24 be noemden moesten bedanken: W. Jager, J. van Walré en H.D. Gildemeester omdat een schoonzoon van hen (resp. J.P. de Wilde, Joh. Enschedé en M.A. Beels) eveneens was benoemd. C.A. van Sijpesteyn moest bedanken i.v.m. de benoeming van zijn zwager W.P. Barnaart. gah. Naamregister van deHeeren van de Regeering. 69. Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden van 24 augus tus 1815 (Stbl. 45) art. 6, 7, 132-134- 70. Voor het volgende tenzij anders vermeld: L. Blok, Stemmen en Kiezen, Het kiesstelsel in Nederland in de periode 1814- 1850 (Groningen 1987) 58, 59, 106-140. Verder: C.W. van der Pot, 'Gemeentelijke bestuursorganisatie 1815-1819', Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 12 (1933) 241-248. Een uitvoerige samenvatting van de inhoud van de reglementen van 1816 en 1824 in: Unger, De regeering van Rotterdam ci- CVII. 71. De patentbelasting werd geheven van bedrijven. Het ging dus hoofdzakelijk om de grond- en de personele belasting. 72. C.W. van der Pot, 'Gemeentelijke bestuursorganisatie 1822- 1825', Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis 13 (1934) 261- 263, 271-272, 281-293. 73. Blok, Stemmen en kiezen 303. 74. Ibidem 108. 75. gah, Naamlijst van de Heeren van de Regeering-, gah, Volks telling 1829 en 1839. 107

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 107