dels door de oorlogshandelingen op een laag pitje stond,
mede door de materiaalschaarste. Het lood werd gedurende
de oorlog steeds moeilijker te verkrijgen en onlangs nog
werd er onder de vloer van het bedrijf een vergeten geham
sterde voorraad lood gevonden.
Men hield zich vooral bezig, in opdracht van de dienst
Kunstbescherming, met het veilig stellen tegen oorlogs
geweld van belangrijke gebrandschilderde glazen, onder an
dere die van de Oude Kerk te Amsterdam, Edam, Schermer-
horn, Biervliet, Zaandam en Egmond a/d Hoef. Albert was
inmiddels aangesteld tot Officier kunstbescherming voor
het gebrandschilderd glas en coördineerde in die tijd demon
tage en transport naar de rijksschuilkelders te Paasloo en
Zandvoort van de gebrandschilderde glazen.
Direct na de bevrijding kwam de produktie en levering van
noodglas-in-lood op gang. Dit noodglas, gevat in zink in
plaats van lood, werd vervaardigd voor de door oorlogs
geweld getroffen steden Nijmegen en Venray. Omdat er
geen nieuw glas beschikbaar was, werden oude glas
negatieven, ontdaan van de fotografische laag, verwerkt,
zoals ook het glas van ingelijste prenten; alles werd tot glas-
in-zink verwerkt.
Daarop volgend werden enorm veel herstelwerkzaamheden
uitgevoerd aan door oorlogsgeweld beschadigd glas-in-lood
in kerken en openbare gebouwen. Omdat veel origineel ze-
ventiende-eeuws glas verloren was gegaan zocht Albert naar
een acceptabele vervanger van dit glas. Als vervanger voor
het echte oude glas, met al z'n charme en onregelmatigheid,
werd op zijn verzoek door de Franse glasfabriek te St. Just
sur Loire het zogenaamde Verre Cordelé aangemaakt. De
Fransen zeiden: II estfou le Hollandais. In de Lebuinuskerk
te Deventer werd het Verre Cordelé voor het eerst met suc
ces toegepast, ook de hoge schip- en koorramen van de St.
Bavo op de Grote Markt werden tijdens de laatste restauratie
van dit Verre Cordelé voorzien.
Inmiddels zijn hiervan vele, vele duizenden vierkante me
ters aangewend voor de beglazing van kerken en andere
monumentale gebouwen. Eind jaren vijftig ontstaat er in de
Verenigde Staten een opleving in de kerkenbouw. Tot eind
jaren '60 worden er vele gebrandschilderde ramen voor de
Amerikaanse markt geproduceerd. Daarna zakt deze export
markt in door de dalende dollarkoers en de stijgende loon
kosten in Nederland.
In 1973 wordt Albert gevraagd lid te worden van het Corpus
Vitrearum; een internationaal gezelschap, dat zich bezig
houdt met het wel en wee van het gebrandschilderde glas.