Haarlemse kermis Aan de poort stapte men af, daar de paarden vermoeid waren. Geen wonder! hoe vele malen moet zich soms het zelfde span langs den weg laten heulen. "Ho! ho! wat zien die Haarlemmers er opgeruimd uit, als het tot hunnent kermis is," riep de oudste van het gezel schap uit, toen men een paar straten doorgewandeld had. "Ziet eens! al de gordijntjes voor de glazen zijn geplooid en net gestreken, en men zit achter dezelve den voorbij ganger na te gluren, alsof hij een Algerijn is." Dan komt het gezelschap in De Hout: Stil! eerst moeten wij de geurige lucht der poffertjes-, plaatkoeken- en wafelkramen inademen en de schreeu wende pallias daarbij aanhooren: "kom binnen! kom binnen maar!" Het is op den dag, wij gaan door, laten hen schreeuwen en gaan nergens binnen. De schoone natuur, die gratis voor ons is opengesteld, boeit ons oog. Wij gaan langs de herbergen, waar binnen de patriciërs hun glaasje likeur drinken, en weldra nemen wij de nieuwe hertenkamp in oogenschouwmet het jonge plant soen, dat trotsch de oude stammen verving. Een deel van den hout is de hout niet meer, ook een deel der vroegere bewoners is niet meer daar. Hoe vele buitens zijn niet door nieuwe eigenaars verfraaid of ontsierd. Het lommer heeft men er aan gegeven en de zon, die vroeger niet door de bladrijke kruinen van het geboomte kon doordringen, zegt nu triomphant: "chapeau bas, mijne heeren! ik ben er." Zo ziet men dan ook menig gezelschapje, zich niet meer in de schaduw kunnende plaatsen, zwoegen. De da mes van rang alleen, eenige modistes onbegrepen, tarten de zon, daar zij parasols bezigen. Het zijn de herten beestjes die hen bekoren, en in het weelderig groen zich nedervleijen, dat het centrum van den alouden trotschen hout uitmaakte. Geen Spanjaard zoo hij kwam spoken, herkende dit oord. Zacht, de Spanjaardslaan staat nog in welstand daar. De alles vernielende bijl heeft nog geene dier stammen be laagd, het is nog die beroemde groene gaanderij der oud heid, welke wijd en zijd geroemd wordt. In de nabijheid van dezelve staat het treurende monument van den onsterfelijken Lourens Koster, dat weinigen kan beha gen, en dat ter gelegenheid van het Kostersfeest het eerst te zien was op den middag van dien dag, aan de optogten van verschillende kollegiën gewijd, en ter welker gele genheid Haarlems boden nieuwe zijden kousen hadden aangetrokken. Ha! wat hadden zij fraaije beenen, en zij liepen als hazen derwaarts. Kosters standbeeld op de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 46