tijdgenoten nog erg jong waren: Barnaart was 31 toen hij benoemd werd. Van Vredenburch twee jaar ouder.631 Beiden zouden zij in november 1813 ernstig tekort schieten. Het stadsbestuur in de tijd Toen in november 1813 Napoleons keizerrijk ineenstortte van Willem 1 en Willem 11 en het door Gijsbert Karei van Hogendorp geleide drieman schap de Nederlandse onafhankelijkheid proclameerde, nam Haarlem - heel anders dan in 1795 - een voorzichtig-af- wachtende houding aan. Van de maire, Willem Philip Barnaart, te jong voor zijn ambt en bovendien vol ontzag en bewondering voor Napoleon, 641 ging weinig uit. Eigenlijk had het stadsbestuur slechts één zorg, namelijk het handha ven van de orde. Dit ging vooral een rol spelen toen de Franse troepen zich op Utrecht en vervolgens op Gorcum terugtrokken, zodat er een gezagsvacuüm leek te ontstaan. Het was de adjunct-maire, Johannes Enschedé, zoon van de Johannes die in 1795 een rol had gespeeld, die een corps rustbewaarders op de been bracht. Hij was het ook die op 19 november een provisioneel bestuur vormde, dat bestond uit dertien leden van de municipale raad, aangevuld met David Hoeufft die voorzitter werd.6s) De meeste leden van dit be stuur waren eerst na 1803 een functie in het stadsbestuur gaan bekleden; slechts drie hadden wat men een oud politiek verleden zou kunnen noemen: David Hoeufft had in 1795 deel uitgemaakt van het provisionele bestuur, zijn broer Leonard Pauw geboren Hoeufft was van 1788 tot 1795 vroedschap geweest, Jacob Scholting had in de jaren tachtig als luitenant bij het patriotse vrijcorps gediend en tussen 1795 en 1798 in het stadsbestuur gezeten. Zes van de veer tien leden stamden uit het oude patriciaat, de anderen waren uit de burgerij-elite afkomstig. Door koning Willem 1 werd dit bestuur gecontinueerd totdat op 2 januari 1816 op basis van de grondwet van 1815 een nieuw bestuur met duidelijk omschreven bevoegdheden benoemd werd. Dit telde 24 le den. 66) Daarbij valt op dat veertien der toen benoemde raadsleden eerst vanaf 1803 een functie in het stadsbestuur hadden vervuld, twee waren afkomstig uit de kring van patriotse regenten van vóór 1787, vier hadden in de eerste jaren van de Bataafse republiek deel uitgemaakt van de raad, terwijl er ook vier homines novi waren. Geen van de nu be noemden had zitting gehad in het bestuur uit de jaren 1798- 1801. Waren deze radicale Democraten nog steeds ver dacht? 671 De oude tijden keren weerom had van Hogendorp bij het herstel van Nederlands onafhankelijkheid geproclameerd. Op het eerste gezicht leek dit in 1816 voor Haarlems stads- 76

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 76