Nauwkeurig omschreven was nu ook de positie van de bur gemeester. Door de Kroon benoemd, was hij de vertegen woordiger in de stad van de landsoverheid. Als zodanig be rustte bij hem de zorg voor de openbare orde en had hij het recht om raadsbesluiten die naar zijn oordeel in strijd waren met de wet of het algemeen belang, voor te leggen aan Gede puteerde Staten, die dan schorsing of vernietiging door de Kroon konden vragen. Daarnaast had hij een taak binnen het gemeentebestuur: hij had de leiding van de raadsvergaderin gen en was voorzitter van het college van burgemeester en - door de raad voor zes jaar uit zijn midden gekozen - wet houders. Hij diende alle stukken die van de raad of van b w uitgingen te ondertekenen en vertegenwoordigde de ge meente naar buiten. De burgemeester kon tevens raadslid zijn maar noodzakelijk was dit niet. In de hier behandelde periode hebben de elkaar opvolgende burgemeesters C J. de Bruijn Kops (1836-1858), mr. P.M. Tutein Nolthenius (1858-1859), mr. C. Fock (1859-1866) en mr. E. Iordens (1866-1893) inderdaad deel uitgemaakt van de raad. In 1879 legde burgemeester Iordens zijn raadslidmaatschap neer. Hij beperkte zich sindsdien tot het burgemeestersambt. Ook zijn opvolger, jhr. mr. J.W.G. Boreel van Hogelanden, deed dat. Burgemeester Iordens in zijn werkkamer in het stadhuis, 1893. In werkelijkheid heeft hij nooit voor deze foto gepo seerd, maar iemand anders van ongeveer zijn postuur. Zijn hoofd is later in de foto ge monteerd. (Gemeentearchief Haarlem, topografisch histori sche atlas) 87

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1994 | | pagina 87