als substraat voor hun in onze ogen vaak al te fantasierijke
verhalen over de grootheid ervan. Met andere woorden,
deze boeken en plaatwerken vol exuberante eigenlof vorm
den, volgens deze hypothese, wezenlijk de expressie van
een simpel maar hoogst solide en breed verspreid lokaal ge
voel van rustige eigenwaarde en bedaarde gemeenschaps
zin.
En wie weet, is dit waar of is er iets van waar. Wij hebben
echter nauwelijks materiaal om het nader te onderzoeken.
Niet alleen waren er vóór de negentiende eeuw geen midde
len om de publieke opinie te peilen - echte verkiezingen
voor bestuursfuncties waren er toen niet -, het hele begrip
publieke opinie heeft in de maatschappij van voor de Franse
Revolutie geen zin omdat het - zij het in Nederland niet zo
formeel - fundamenteel toch een standenmaatschappij was
met een vrij gesloten piepkleine elite van aanzienlijken en
bestuurders - 3 a 5 procent in de achttiende eeuw, heeft men
geschat-, een bredere middenlaag en een forse meerderheid
van armen, behoeftigen, bedeelden en marginalen. Van deze
laatste groep zijn de expressiemogelijkheden uiteraard ge
ring geweest. Wij kennen hun mening slechts uit de onrust
die zij veroorzaakten als zij, gedreven door nood, oproer
maakten. Zij gaven stem aan het protest, niet aan het patriot
tisme. De middengroepen kennen wij voor wat de zeven
tiende eeuw betreft wel beter omdat zij zich in rederijkers
verzen en liedboekjes konden uiten, zij het in min of meer
door de literaire traditie voorgeschreven vormen en over al
langer gebruikelijke onderwerpen. Toch is het zonder twij
fel een significant feit dat vooral in het begin van de zeven
tiende eeuw veel teksten Haarlem prijzen om zijn schoon
heid, zijn roemrucht verleden en zijn lieflijke omgeving. Dit
hoeft waarlijk niet slechts retoriek geweest te zijn. Laten we
aannemen dat de tekstdichters en de zangers het prettig von
den hun eigen stad met sentiment te bejubelen.
Maar de mening van de elite kennen wij natuurlijk het beste,
want deze was het die door opdrachten en beloningen rich
ting aan de culturele produktie gaf. Deze elite verlangde
naar een interpretatie van het Haarlemse verleden en het
Haarlemse heden die zou tonen hoe oud, hoe samenhangend
en hoe mooi de geschiedenis van de stad was. Binnen de stad
moest de liefde voor deze gemeenschap daardoor worden
aangewakkerd; buiten de stad moest bij de buren het respect
ervoor worden bevorderd. Men mag misschien aannemen
dat de bestuurders van de Hollandse (en andere) steden ook
in de Middeleeuwen deze behoefte hebben gevoeld. Pas in
de late zestiende en vroege zeventiende eeuw echter werd er
23