Op 29 februari 1976 werd het Haarlems museum (sinds
1892 gevestigd aan de Jansstraat, en daarvoor vanaf 1875
nog een periode aan de Kruisstraat) voorgoed gesloten en de
collectie, met behoud van status van zelfstandige stichting,
terstond daarop naar Utrecht overgebracht.
Klop of begijn? Graaf had De Grebbers begijn gevonden in de directe omge
ving van de plaats waar het waarschijnlijk oorspronkelijk
ook vandaan kwam, namelijk de St. Jozefskerk aan de Jans
straat, een forse Waterstaatskerk die in 1853 was verheven
tot kathedraal van het heropgerichte bisdom Haarlem. Deze
kerk was in 1843 gebouwd op de plaats van het kapelletje
van St. Begga en het belendende huis Rodenburch, voor
heen pastoorswoning, die beide daartoe waren afgebroken.
De St. Beggakapel was eertijds in gebruik op weekdagen; op
zondag kerkte men in de hh. Jozef en Maria Magdalena-
kerk, de grotere schuilkerk die pastoor Joseph Cousebant in
1669 aan het Goudsmitpleintje, in het hart van het oude
begijnhof, had ingericht. De begijnhofbibliotheek ging in
1843 over naar de nieuwe St. Jozefskerk, en logischerwijs
moet dat ook hebben gegolden voor de overige inventaris.
Nochtans noteerde Graaf in genoemd stamboek dat het pa
neel met de begijn afkomstig was uit de gesupprimeerde
Kerk van Bernardus "in den Hoek"In zijn eerste 'Gids'
van 1878 vermeldde Graaf bijgevolg onder no. 500: Paneel:
Portret van een klopje of bagijntje, in biddende houding
voor een kruisbeeld staande, "P.D.G. 1635"(Pieter Fransz
de Grebber, Haarlemsch schilder), h. 109, br. 86. ,0)
Graaf dacht dus aanvankelijk dat het paneel uit de in 1851
opgeheven statie der kloppen, de St. Bernardus in de Hoek,
gelegen aan de overkant van de Bakenessergracht, kwam.
Ook was volgens hem geen begijn, maar een klop voorge
steld, en dan allerwaarschijnlijkst Catharina Jansz Oly,
eene der Maechden en later Moeder der 'Vergaderinghe'
geb. 1585, gest. 1651. Als eerste was Graaf overtuigd ge
raakt van het bijzonder historische belang van de door Trijn
Oly opgetekende levens van de Maagden uit de Hoek. Thans
worden deze handschriften bewaard in de bibliotheek van
het Catharijneconvent. 10 Tussen 1891 en 191 o zou hij grote
fragmenten ervan in de 'Bijdragen voor de Geschiedenis
van het Bisdom Haarlem' publiceren. Dat moet juist Graaf
nieuwsgierig hebben gemaakt naar het uiterlijk van Trijn
Oly, waarna hij haar portret vanzelf 'vond'. In 1900, bij
de vierde druk van de museumgids, had Graaf echter zijn
mening bijgesteld; de herkomst was nu de begijnhofkerk, de
voorstelling die van een klop dan wel begijn.
32