overleden smid of wagenmaker niet door een ander mocht worden vervangen. In hun rekest klagen ze over het versper ren van de straat en het blokkeren van hun deuren door wa gens en paarden, naast de stank die het beslaan van de hoe ven en het branden van de wagenwielen met zich mee brachten. Niet alleen de bewoners, maar alle voorbijgangers en zeker degenen die naar de supplianten kwamen om zaken te doen, ondervonden hier hinder van; het stof en de rook van de smidskolen zouden overal doorheen dringen, de wa ren aantasten en het water zo zwart als inkt maken. Willem Jansz. was nog jong en ongebonden, dus een verhuizing zou hem niet teveel problemen opleveren, zo besloten de gebu- ren hun rekest. 30) In een nieuwe keur van 1662, direct vol gend op een schriftelijke en mondelinge remonstrantie van de gezamenlijke buren, werd vastgelegd dat tussen het Verwulft en de Cornelissteeg geen smeden of wagenmakers mochten komen wonen om daar hun nering te doen en dat bij overlijden van degenen die er van oudsher al zaten geen vervangers mochten komen.30 Drie jaar later maakten de geburen burgemeesters erop at tent dat twee personen voornemens waren in de Cornelis steeg elk een smidswinkel te beginnen. Strikt genomen hoorde de steeg zelf niet tot het verboden terrein, maar na een rekest van de geburen werd een ordonnantie uitgevaar digd dat in die steeg geen smeden of slotenmakers mochten komen wonen.32) Een resolutie van 1682 breidde het werk verbod uit tot koperslagers en over een iets groter gebied; ging het hiervóór om ruim de helft van de Grote Houtstraat, nu betrof het 2/3 van die straat, namelijk van het Verwulft tot het plein van de Nieuwe Doelen.33) De buurtbewoners van de Grote Houtstraat hadden met suc ces de milieu-overlast bestreden: er werden op hun initiatief vestigingsverboden afgekondigd. Gilden De meerderheid der rekesten was met het gildenwezen ge moeid. In veel gevallen ging het om een individueel verzoek van iemand die graag wilde toetreden tot een gilde of de meesterproef wilde afleggen, maar door de overlieden werd geweigerd. Om als meester een nering uit te oefenen in de stad, diende men lid van het gilde in kwestie te zijn. Mees ters moesten tevens poorters zijn; knechten hoefden dit niet, tenzij ze de meesterproef wilden afleggen. Zo kwam het merendeel der chirurgijnsknechten van buiten Haarlem. Al vorens de meesterproef te kunnen doen, moesten zij eerst drie jaar Haarlems burger geweest zijn.34) Angst voor concurrentie deed gilden hun keuren vaak zeer 59

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1995 | | pagina 59