Het ontstaan der hofjes In de zeventiende eeuw komt tegelijk met de groei van de welvaart een nieuwe groep rijken op. De behoefte aan representatie van deze koopmans- adel weerspiegelt zich zowel in de rijk versierde woonhuisgevels als in hun vaak aan de heersende modestijl gebonden interieurs. Helaas zijn veel van deze zeventiende- en achttiende-eeuwse interieurs geheel of gedeeltelijk verdwenen of elders herplaatst en is geschreven informatie niet meer voor handen. Een groot deel van de bevolking blijft eind zeventiende eeuw armlastig en afhankelijk van onderhoud en behuizing van de vermogende burgerij. In navolging van een aantal liefdadigheidsinstellingen stichten particulieren hofjes en verbinden hieraan hun eigen naam om zo eeuwige roem te ver werven. Het regentenpatriciaat wordt een klasse apart met eigen represen tatieve ontvangstvertrekken in overeenstemming met zijn status. De Hollands-classicistische stijl, het Vrouwe- en Antoniegasthuishofje De enige regentenkamer die midden zeventiende eeuw te dateren valt is die van het Vrouwe- en Antoniegasthuishofje. Dit oorspronkelijke woon- en bedrijfspand van de Amsterdamse zeepzieder Pieter Joosten Bogaert is in 1648 gebouwd in de symmetrische Hollands-classicistische stijl. De huisjes zijn er in de loop der jaren omheen gebouwd.3) In 1787 gaven de Directeu ren van de Teylers Stichting het woonhuis en het hofje ten geschenke aan het Vrouwe- en Antoniegasthuis. Al in juni van datzelfde jaar werd het hofje in gebruik genomen en de 'sael' in het Grote Huis wordt regenten kamer.4' Uit rekeningen blijkt dat op last van de regenten de kamer in 1787 'steengrau en donkerblauw' wordt geschilderd en een jaar later met de kleuren 'parLour, paars en gemeen blauw'. Deze laatste schildersbeurt is door Jacob Sabels en zijn knecht verricht. De lijst van het schoorsteenstuk wordt door Sabels apart verguld met gebruikmaking van '1,1/4 Boek rozen ob goud a 28 st', waarvoor hem 1.15 - wordt uitbetaald.5' Bij het schonen van de balken en het andere houtwerk in 1961 kwamen op de hele begane grond de oorspronkelijke illusionistische renaissance- schilderingen met putti, linten, fruit- en bloemfestoenen en acanthusblad motieven in combinatie met een bolvormig schild te voorschijn.6' De schil deringen op de plafondbalken en de regentenkamerdeur maken deel uit van een programma waarbij het hartvormig cartouche (schild in rolwerk stijl) centraal staat. Dit laatste motief herhaalt zich boven de schoorsteen- Haerlem Jaarboek 1996

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1996 | | pagina 10