Gelijk hun vermoedelijke architectonische voorlopers, de laatmiddel
eeuwse begijnhoven, keerden deze hofjes zich nog min of meer van de bui
tenwereld af. "i Zij lagen meest verscholen op binnenterreinen, slechts via
smalle steegjes van de straat bereikbaar, waarvan het Hofje van Bakenes
thans nog een goed voorbeeld vormt.44> Ook als de huisjes van het hofje wél
aan de straat lagen, keerden zij hun gezicht bij voorkeur naar binnen, en
toonden zij naar buiten vaak ongelede baksteenmuren, die hooguit door
een enkel venster werden onderbroken. Van een geaccentueerde ingang
was geen sprake; een simpele deur of poort gaf toegang tot het binnen
terrein.
In een enkel geval slechts, zoals bij het Frans Loenenhofje (1625) en het
al genoemde Hofje van Bakenes (1628), kreeg deze poort een monumenta-
ler karakter, en werd door de toepassing van elementen van het klassieke
ordenapparaat als pilasters en architraven duidelijk gemaakt dat de bou
wers de Middeleeuwen reeds achter zich hadden gelaten, en bij de zoek
tocht naar eigentijdse artistieke inspiratiebronnen in de schoot van de
Oudheid waren teruggekeerd. Aan de huisjes zélf kon men dit niet zien, en
in geen enkel opzicht was er sprake van een hogere ingangsvleugel voor de
regentenvertrekken welke het hofje domineerde en zich door een rijkere
uitwendige decoratie van de simpele huisjes van de bewoners onder
scheidde. Meest werd de regentenkamer, toen deze nodig bleek te zijn, er
gens lukraak aangebouwd of uitgebouwd, waarvan die van Hofje van
Bakenesddodachte in 1663 tot stand gekomen 45> andermaal een aardig
voorbeeld levert.
Pas in de achttiende eeuw trad hierin verandering op. De huisjes werden
per hofje volgens vast schema opgetrokken, de woonvleugels zodoende
uniform opgezet, en de twee langste daarvan, van gelijke hoogte en ook
overigens identiek vormgegeven, symmetrisch aan weerszijden van een
rechthoekige binnenplaats gesitueerd. Een derde, kortere vleugel sloot het
hofje aan de achterzijde af, zodat de thans duidelijk geprononceerde ingang
stelselmatig aan één van de beide korte zijden kwam te liggen, waar de si
tuering ervan tot dan toe nauwelijks met opzet en oriëntatie van het hofje
verband hield. Juist op deze ingangvleugel kwam in de loop der jaren steeds
meer de nadruk te liggen, een ontwikkeling die in het Teylershofje uiteinde
lijk min of meer haar climax bereiken zou. 46> De pomp, tot dan toe vaak vrij
willekeurig ergens in een hoek weggezet, kwam nu keurig in het midden, of
althans in de middenas.
Een eerste voorbeeld van zo'n meer doordachte opzet vormt het oude
Teylershofje aan het Klein Heiligland, 17sedert 1787 Onze Lieve Vrouwe
en St. Antoniegasthuis, waar een hoog, uit het midden der zeventiende
eeuw daterend, gebouw van twee verdiepingen aan het achtereind van de
THOMAS H. VON DER DUNK