fronton van *no. 4 gekomen is. Waarschijnlijk hebben we hier met het de finitieve ontwerp van doen. Het zal, getuige het fronton dat nog op *no. 8 en *no. 9 in de doorkijk van de zuilenportiek zichtbaar is, na september 1784 zijn ontstaan, vermoedelijk pas in 1785, gelijk met de in dat laatste jaar gedateerde tekening *no. 25, daar het aannemelijk is dat de introductie van de ossenogen voor de middenrisaliet van de lange vleugels en van het opzetstuk voor die van de korte vleugel tegelijk is geschied. *25. Een gewassen detailtekening in pen en potlood van het zoeven ge noemde ossenoog ('Oeul de beuf of rondvenster voor de middelfronten der huijzen op 't hofje') in de collectie van Teylers (Tekeningen Viervant no. 104), gesigneerd Vt. 1785. Het ontwerp stemt geheel overeen met het uitge voerde werk. *26. Een blad met vier grijs en blauwgrijs gewassen pentekeningen, behel zende ontwerpen voor een pomp op de binnenplaats, in de collectie van Teylers (Tekeningen Viervant zonder nummer), ongesigneerd en ongedateerd. De tekeningen tonen een plattegrond en drie alternatieve op standen voor een pomp, waarvan de middelste in grote lijnen lijkt te zijn uitgevoerd.66) *26. Een blad met vier grijs en blauwgrijs gewassen pentekeningen, behelzende ontwerpen voor een pomp op de binnenplaats, ongesigneerd en ongedateerd. (Teylers Museum) THOMAS H. VON DER DUNK

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1996 | | pagina 69