"Je kult me niet? Wel ja! denk jij dat 'k sta te liegen? Hij is al zeuven jaar bij van den druk als knecht." - "Nou beste meid!" sprak frans, "men kan zich wel bedriegen, Wat weet ik van zoo'n ding, had jij dat maar gezegd." Inmiddels is de trein met volle kracht aan 't stoomen. Het wachten werd hun door deez'vogelvlucht vergoed; Maar letter is dien spoed te langzaam voorgekomen, Hij keek eens even uit, enmarsch! daar ging zijn hoed. 81— "Ho! Machinist! stop! stop!" roept letter: 'Wagt eens even! Me hoed! hei! ho!" - maar ja! de hoed danst vrolijk voort, De Machinist is doof en tuurt naar Haarlems dreven, Zoo dat hij van 't geschreeuw geen enkle letter hoort. Wat zal nu de arme doen? Een hoed te Haarlem koopen? Dat's mooi, maar veel te duur, dat trekt zijn bruintje niet; En met zijn bloote hoofd of met een pet te loopen, Dat staat niet bij zijn pak; dat past bij 't feest ook niet. Daar staat de spoortrein stil! Zou er iets aan mankeren? Volstrekt niet! wees gerust, er is geen tegenspoed. De Conducteur verschijnt en roep zijn: "Halfweg Heeren!" En 't laatste volk stroomt toe, dat nog naar Haarlem moet. Maar letter springt er uit. - Hij moest hier ras besluiten, Hij wil den spoorweg langs op 't vorig wachthuis aan; Daar gaat het rut, tut, tut! Men hoort een aklig fluiten; De trein stoomt verder voort en letter ziet hem gaan. Daar staat hij, 't hart vol spijt, den mond vol mooije vloeken; Maar praktiseert niet lang een loopt gelijk een haas, Naar 't voorgestelde doel, om zijnen hoed te zoeken, Bereikt het... vraagt... maar mis! hij is er niet; helaas! "Ik heb geen hoed gezien" is 't antwoord van den wachter, "Het spijt met wel, meheer! ik had er laatst wel twee Maar voor hij had voleind riep er een knaap van achter: '"k Vond ginds een ronde hoed, is die van dominé?" A.M. VAN DEN BROEK

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1996 | | pagina 81