"Waar zullen zij zich dan bevinden, Als zij niet thuis zijn? beste meid!" - "Ze zijn strak naar den Hout getrokken, Althans dat heeft me broer gezeid." Nu zette klaas 't weêr op een loopen; Maar kwam zijn broeders te gemoet; Zij waren uit den Hout gekomen, Met stormwind en bij regenvloed. Nu trok de stoet naar 't Marktplein henen, Daar werd het cosTERS-beeld onthuld De ruimte werd door feestgenooten, En door aanschouwers opgevuld. Maar felle wind en regenvlagen Trof ook de feestelingen daar; Doch 't hart der natte Typographen Dacht: "op 't Stadhuis staat alles klaar." Daar zou men 't jammer ras vergeten... Daar wacht hun brood. Daar bruischt de wijn... Daar vinden zijn hun' ware vrienden, En waar, waar kan men beter zijn 't Muzijk verheft nog eens haar klanken. "Goddank!" zegt letter, "'t is gedaan." En weldra ziet men al de vrienden In druipend dos naar 't raadhuis gaan. - Daar wacht hun.... Ach! wat zou hun wachten? Een elk die 't hoort, die ijst er van, Een zaal, waarin men, om te rusten, Niet eens een bankje vinden kan! Zóó nat en zóó vermoeid van 't loopen Vleit zich 't verzochte drukkersheêr Op Haarlems raadhuis op de steenen, Als eenge rustplaats zuchtend neêr. A.M. VAN DEN BROEK

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1996 | | pagina 83