's voorjaars of's zomers van het stadsgewoel in't stille landleven
kwam uitrusten.'
De Rustige Hout is voor de Drenten een verademing na het jachtige Am
sterdam. De hertenkamp maakt hun bewondering gaande, maar niet alles
wordt gewaardeerd:
'Minder beviel ons 't gedenkteeken voor Laurens Koster, hier op eene
opene plek opgerigt en, hoewel door een hekwerk afgesloten, toch niet
-42- beveiligd tegen de schrijfjeukte van sommige wandelaars, zoo als de
vele namen, die er op te lezen zijn, getuigen, 't Is misschien naar
kunstregelen gebouwd en heeft eenvoudig zullen wezen maar wij
vonden het (en men late ons hierin ons oordeel vrij!) lomp en
onbehagelijk en zelfs morsig. Ook anderen deelen met ons dit gevoe
len. In 't reisverhaal van een' Duitscher vinden wij de zeer gegronde
opmerking hieromtrent, dat dit vierhoekig monument, als nationaal
gedenkteeken beschouwd, niet groot en niet trotsch genoeg is.
Alleen om Koster, die in dit bosch op 't eerste denkbeeld kwam zijner
nuttige kunst, zou de Hout een bedevaart naar hare wandeldreven van
elk Nederlander verdienen.'
Ze wandelen terug naar de stad en brengen een bezoek aan de Bavo. Tot
hun vreugde en ontroering maken ze tijdens hun bezoek aldaar ook een
orgelbespeling mee. Uiteraard wordt ook gesproken over de Damiaatjes. In
het dispuut over de vraag of Haarlem of Dokkum de eer mag opeisen van
de val van Damiate kiezen de reizigers de kant van Haarlem.
Bij hun vertrek uit de kerk valt hun oog op de marmeren steen met de
gouden letters 'Bilderdijk', die door de rederijkerskamer de Wijngaard
ranken werd aangebracht ter herinnering aan de grote dichter. Dat brengt
de auteurs ertoe om enkele bladzijden lang te citeren uit zijn gedichten.
Dan blijkt ineens de tijd te dringen:
'Met gemengde aandoeningen verlieten wij de kerk, die ons nimmer
berouwen zal, bezocht te hebben. Oom haalde den zilveren tijdwijzer
voor den dag, en wij zagen tot onze verbazing, dat de tijd voor ons
bezoek te Haarlem reeds bijna verstreken was, en wij aan 't stationsge
bouw moesten denken, als wij niet wilden overnachten in de oude
stad. Wij zwijgen dus van 't proveniers- of kostkoopershuis, waarin we
eenige oudjes druk zagen redeneren, welligt over de Europesche
politiek; van 't groote armenhuis, waar in 1825 de groote tentoonstel
ling van nationale nijverheid, die zes weken duurde, gehouden werd,
Haerlem Jaarboek 1997