gegeven. Wijd uitgestrekt is de handel, dien de Haarlemsche bloemis ten met hunne tuinprodukten drijven, en geen vreemdeling verzuimt de merkwaardige kweekerijen te bezoeken. Het is een bij uitstek fraai gezigt, als gij 't oog laat weiden over de onafzienbare perken, die met hyacinthen, aurikels, tijloozen, narcissen en andere eerstelingen der lente beplant zijn en op een' afstand de vertooning maken van een veelkleurig geborduurd tapijt. Waait er een zacht windje, zoo als ge die in de Aprilmaand kunt waarnemen, en ze 't verkwikkelijkst zijn, dan gaan uwe reukzenuwen te gast op de welriekendste geuren. Men weet, aan welke dwaasheden onder 't menschdom Flora's schatkamer weleer oorsprong en voedsel gegeven heeft. Daaruit bemerkt gij ook, dat de dikwijls schadelijke invloed van Frankrijk op ons land niet eerst van de curieuse laatste jaren der vorige eeuw dagteekent. De bekende tulpen handel, die onvergefelijke gril eener overmoedige weelde, waarmede groote kapitalen zoek werden gemaakt, woei immers naar herwaarts uit het land der Carmagnolen ten jare 1636. Gelukkig, dat de wijsheid der vaderen alras deze epidemie te keer ging; immers na 1637 heeft die razernij geene slagtoffers meer gemaakt, ofschoon de waarde, aan bloemen toegekend, nog langen tijd buitensporig hoog bleef. De bruine Purper en de Vice-roi, uitstekend fraaije tulpbollen, werden destijds met j 2000 a f 2500, de admiraal Liefkenshoek met 4000, de admiraal van Enkhuizen met 5400 betaald. Ook voor een dubbele hyacinth werd die som verkwist. Nog gaf men voor een Vice-roi 2 lasten tarwe, 4 vette ossen, 8 jonge varkens, 12 schapen, 2 okshoofden wijn, 5 tonnen acht-guldens-bier, 2 vaten boter, 1000 ponden kaas, een pak kleêren en een zilveren beker. In openbare veiling verkocht men te Alkmaar voor ruim 90.000 aan bloembollen, en een Amsterdammer spekulant won met dezen geurigen handel in 4 maanden tijds 60.000. Een hyacinth, die thans eenige stuivers kost, bragt in 1730 de som van 275 guldens op. Andere van deze bloemsoorten golden het aas 10> een gouden dukaat. Zoo heeft ieder tijdperk deszelfs eigenaardige dwaasheden, waardoor het zich karakteriseert. Lagchen wij om de tulpenrazernij der 17de eeuw, laat ons toezien, dat onze hedendaagsche porselein-mzmz'e en oude-meubelen-woede niet ook de scherpte der kritiek van een jonger geslacht wette! En nu de Haarlemer bleekerijen! Ze zijn niet meer, wat ze vroeger waren, maar maken toch nog een' voornamen tak van bestaan uit der ingezetenen. Flaarlem is om deszelfs ligging in de nabijheid van frissche stroomen bijzonder geschikt tot dergelijke inrigtingen van zindelijkheid. De stad is het groote waschhuis van Amsterdam-, want dit laatste brengt zijn onrein- Haerlem Jaarboek 1997

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1997 | | pagina 48