waaronder een in Haarlem. Elk correspondentschap ressorteerde onder
een Agentschap, met uitzondering van die onder de rook van Amsterdam
die onder de supervisie van de Hoofdbank stonden. Zij waren bedoeld als
schakel tussen de Bank en de inwoners van de steden waar geen agent
schap was gevestigd.5> De correspondenten, evenals toentertijd de agenten
stonden met in loondienst van de Bank, maar traden op krachtens
lastgeving. Doorgaans waren zij notabelen en welgestelde burgers die ook
in zakelijk opzicht bij hun plaatsgenoten in hoog aanzien stonden Zij ont
vingen voor hun diensten van de Nederlandsche Bank een vergoeding, die
ten dele afhankelijk was van de omzet van hun vestiging. De corresponden
ten werden aangesteld en ontslagen door de Bankdirectie, maar voor het
overige verliepen hun contacten met de Bank via de agent in wiens ressort
zi] werkzaam waren. De correspondent van Haarlem viel, zoals opgemerkt
rechtstreeks onder de Hoofdbank te Amsterdam.
In 1867 werd, nadat enige jaren ervaring met het kantorennet was opge
daan, het werkterrein van de correspondentschappen uitgebreid en vond
op basis van de toegestane werkzaamheden een indeling in drie klassen
P aats. Haarlem werd bij die gelegenheid een correspondentschap tweede
klasse. In 1879 - inmiddels waren er 67 correspondentschappen - werd
Haarlem een correspondentschap eerste klasse, wat het gedurende de rest
van zijn bestaan zou blijven.
De werkzaamheden van de bankkantoren waren beperkter van aard dan
die van de Hoofd- en Bijbank. Toch kon het publiek bij de correspondent
schappen eerste en tweede klasse terecht voor tal van bankzaken, zoals dis
conteringen, beleningen en voor Bankassignaties. Dit laatste is een onge
lukkig gekozen naam voor een soort wissel met trekker en betrokkene uit
dezelfde plaats, ter vereenvoudiging van het betaalverkeer. Daarnaast be
schikte het correspondentschap eerste klasse over een verwisselingskas
waar het publiek zonder kosten bankbiljetten kon omruilen tegen bankbil
jetten van andere coupures of tegen specie, dat wil zeggen munten, en om
gekeerd specie kon wisselen tegen bankbiljetten. De werkzaamheden van
de correspondentschappen derde klasse waren aanmerkelijk beperkter en
betroffen alleen incasso en het verstrekken van inlichtingen over het werk
terrein van de Nederlandsche Bank. 4>
De provinciehoofdstad Haarlem kreeg geen agentschap, maar Alkmaar
wel. Ook hier speelden geografische overwegingen waarschijnlijk een rol:
immers vanuit Alkmaar kon de kop van Noord-Holland gemakkelijker be
diend worden dan vanuit Haarlem. De ligging van de stad aan het Spaarne
en de economische bedrijvigheid in de regio rechtvaardigden kennelijk wel
een correspondentschap.
De stad telde destijds wel zes financiële instellingen. Daartoe behoorden
Haerlem Jaarboek 1997