bij beide banken wees evenwel uit dat deze angst ongegrond was. 3I> Toch
zou het faillissement van de Noord- en Zuidhollandsche Bank en van De
Lanoij nog enkele weken in het nieuws blijven, mede omdat de laatste fi
nanciële instelling waarbij De Lanoij betrokken was, de Lissesche Bank-
vereemging, begin september niet meer aan haar verplichtingen bleek te
kunnen voldoen. Vermoedelijk in verband daarmee meldde De Lanoij zich
op 7 september bij Justitie, waarna hij werd gearresteerd en per huurrijtuig
werd overgebracht naar het Haarlemse Huis van Bewaring. Drie dagen la
ter, op io september 1903, verleende de arrondissementsrechtbank de
Lissesche Bankvereeniging voorlopige surseance van betaling, waarbij J.A.
Fontein tot een van de twee bewindvoerders werd benoemd. 32>
Ook bij de Nederlandsche Bank bleven de verwikkelingen rond de
Haarlemse correspondent De Lanoij nog enige tijd de gemoederen bezig
houden. Zo kwam tijdens de vergadering van commissarissen van 26 okto
ber 1903 de controle op de correspondenten ter sprake en werd een aantal
maatregelen besproken om de Bankdirectie beter op de hoogte te houden
van hetgeen zich in het kantorennet van de Bank voordeed. In dat verband
discussieerden de commissarissen tijdens hun vergadering van 10 mei 1904
over de mogelijkheid van het aanstellen van een rondreizend inspecteur
die niet alleen controle zou moeten uitoefenen op de werkzaamheden van
de correspondenten, maar tevens zou rapporteren over hun andere zaken.
In de daaropvolgende vergadering van 20 juni kwam dit toezicht opnieuw
ter sprake. President Van den Berg meende echter dat een beleidswijziging
niet wenselijk was en het toezicht op de correspondentschappen geheel
moest worden overgelaten aan de desbetreffende agenten. Voorts verwierp
hij het voorstel van de rondreizende inspecteur omdat dit 'niet goed voor
het prestige der agenten' zou zijn. Niettemin werd nog tijdens de ambtspe-
110de van Van den Berg, namelijk in februari 1905, de functie van inspecteur
ingesteld.33)
Het correspondentschap aan het Spaarne: 1903-1948
De op 26 augustus 1903 aangetreden nieuwe correspondent in Haarlem was
evenals zijn voorganger een uitermate drukbezet man. 34> De uit een
Harlingse koopmansfamilie stammende Jan Adriaan Fontein (1859-1941)
studeerde rechten in Leiden. Met zijn toetreding in 1880 tot het
commissionairshuis Guépin Van der Vlugt vestigde hij zich definitief in
Haarlem. Fontein was ook jarenlang commissaris van de Nutsspaarbank
penningmeester van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen en
een actief bestuurslid in de doopsgezinde gemeente. Naast deze plaatselijke
activiteiten was hij ook landelijk actief. Samen met plaatsgenoot Leven-
Haerlem Jaarboek 1997