Jarenlang bleef de verwisselingskas in Haarlem onveranderd 140.000
groot, totdat correspondent Thöne in 1928 verzocht haar tot 200.000 te
verhogen, mede omdat aldus het aantal zendingen bankpapier en specie
tussen Amsterdam en Haarlem en derhalve de verzendkosten belangrijk
zouden verminderen. Bovendien konden de speciezendingen dan per auto
geschieden, wat een verdere kostenbesparing zou opleveren. Thönes ver
zoek werd door de Bankdirectie ingewilligd, waardoor Haarlem per 1 no
vember 1928 als eerste correspondentschap in het land de beschikking
kreeg over een verwisselingskas van zo grote omvang. Intussen werd het in
de praktijk steeds moeilijker om voor de verlangde zekerheidstelling cor
respondenten, niet werkzaam in de geld- en fondsenhandel, te vinden die
de verlangde borgstelling geheel uit eigen middelen konden opbrengen.
Om die reden kwam er in 1921 een nieuwe algemene regeling, waarbij een
correspondent die niet werkzaam was in de geld- en fondsenhandel kon
volstaan met een zakelijke zekerheidstelling tot 10% van de toevertrouwde
verwisselingskas, met een minimum van 10.000. Hierbij was uitdrukkelijk
bepaald dat een eventuele schade bij voorrang op deze zekerheid moest
worden verhaald. Dankzij de grotere verwisselingskas kon de correspon
dent beter voldoen aan de vraag van het plaatselijke bedrijfsleven.
Over de crisisjaren en de oorlogsperiode is helaas geen archiefmateriaal
bewaard gebleven, zodat weinig kan worden toegevoegd aan wat uit andere
bronnen bekend is over het economisch leven in Haarlem. Wel weten we
uit de door J.W. van der Vlugt geschreven necrologie dat dankzij Thöne's
activiteiten geen noodgeld behoefde te worden gedrukt om het economisch
verkeer draaiende te houden.
Duurzaam groeiende activiteiten 1948-1969
Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef de verwisselingsomzet in Haarlem
voortdurend groeien, met als gevolg dat er door verschillende handels
banken herhaaldelijk werd geklaagd over de beperkte en naar hun oordeel
onvoldoende verwisselingscapaciteit van het Haarlemse correspondent
schap. Zij drongen aan op vergroting van de verwisselingskas of omzetting
van het correspondentschap in een Agentschap. Volgens de Nederlandsche
Bank maakten vooral de bijkantoren der handelsbanken gebruik van de
verwisselingsfaciliteiten van de correspondentschappen om aldus te bespa
ren op hun eigen tel- en sorteerwerkzaamheden en daarmee op de kosten
van verzending van overtollige kasmiddelen naar de hoofdkantoren. Het
was immers gemakkelijker en goedkoper om enkele biljetten van 1000
aangetekend te verzenden, dan vele duizenden biljetten van kleine coupu
res. Met andere woorden, bij de Bank groeide na de oorlog het gevoel dat
M.M.G. FASE EN J. MOOIJ