Het probleem waarmee het joodse godsdienstonderwijs in Haarlem te
kampen had was wijdverbreid. De in 1857 wettelijk aangebrachte scheiding
tussen de maatschappelijke en religieuze vorming leidde ertoe dat het
tweede langzamerhand verdrukt werd door het eerste. Er bleef gewoon te
weinig tijd voor over. De oprichting van bijzondere joodse onderwijs
instituten - in de lijn van bijzondere christelijke scholen - werd weliswaar
overwogen, maar bleek te kostbaar toen het op verwezenlijking aan
kwam. 34> En vanzelfsprekend was de tanende belangstelling voor het
joodse onderwijs niet te wijten aan de lesuren alleen. Net als de andere
-136- godsdienstige stromingen in Haarlem en elders, was de joodse gemeente
onderhevig aan het brede maatschappelijke proces van ontkerkelijking,
wat zich verder uitte in een sterk teruglopend bezoek aan de synagoge.
Over het gebruik van de rituele badinrichting, ook wel mikwe, mikweh
of mikva genoemd, zijn geen specifieke archiefgegevens beschikbaar. In het
algemeen had een joods kerkelijk bad de betekenis van 'onderdompeling
tot wijding en heiliging'.351 Het werd met name door vrouwen bezocht kort
voor de voltrekking van het huwelijk en na iedere maandelijkse menstru
atie. Mannen maakten er veel minder gebruik van. Ook nieuw vaatwerk
werd er wel in gereinigd om dit 'kosjer' (rein) te maken. 36> Het rituele ba
den was aan strikte traditionele voorschriften gebonden. Er moest bijvoor
beeld stromend of 'levend' water gebruikt worden, dat wil zeggen rivier-,
zee-, regenwater of bronwater, omdat alleen aan stromend water reini
gende eigenschappen toegekend werden. 37> Hoe men in Haarlem aan deze
eis voldeed is niet bekend. Het feit dat de journalist van Haarlem's Dagblad
in 1888 onder de indruk was van de warm en koud water-toestellen in de
badinrichting, toont wellicht aan dat veel aandacht was besteed aan de
technische voorzieningen om voor dit 'levende' water te zorgen.
Dankzij een contemporaine bron, namelijk de geschriften van rabbijn
De Vries, komen we iets meer te weten over de symbolische betekenis die
aan het rituele bad gehecht werd. De Vries' publicaties verschenen eerst in
de Oprechte Haerlemsche Courant en werden later gebundeld in het
tweedelige boekwerk Joodsche riten en symbolen (1927/1932). Het kerke
lijke bad, aldus De Vries, diende 'tot wijding, tot heiliging.' Het was inge
richt 'naar voorschriften der gemeenschap. In die zin is het een volksbad.'
Waar het op aan kwam was de 'onderdompeling' van het lichaam. 'En deze
onderdompeling is een daad, die zich voegt bij de joodse gemeenschaps
handelingen. Zij steekt boven de gewone alledaagse werkelijkheid van een
lichaamswassing uit; heeft ideële zin, nationale tint, godsdienstige kleur en
strekking.' Als de bruid zich baadde voorafgaand aan de huwelijksdag, was
dit bedoeld als 'de heiligende onderdompeling ten dienste van de zedelijke
en religieuze verheffing van het huwelijksleven. Zij wordt door het tevoren
uitspreken van wijdingswoorden als zodanig gestempeld.' 38>
Haerlem Jaarboek 1998