Vier politiek-maatschappelijke stromingen Door genoemde scheidslijnen kunnen we in ons land ruwweg vier maat schappelijke stromingen onderscheiden. Binnen deze stromingen voltrok zich op geheel eigen wijze het proces van partijvorming. 1. Rooms-Katholieken De katholieke leden van de Tweede Kamer schreven in 1896 met het oog op de verkiezingen voor het eerst een politiek program: 'Zij bieden het hun -152- katholieke landgenoten aan in het vertrouwen dat de onder hen heersende eensgezindheid de volle samenwerking van alle katholieke krachten zal bevorderen en verzekeren'. Aan dit verkiezingsprogram ging een beginsel verklaring vooraf: 'Als katholieke mannen belijden en verdedigen zij, wat door den H. Stoel over het wezen van den Staat, over oorsprong en be voegdheid van het gezag, over plichten van vorsten en volken werd ge leerd'. De katholieke 'partij' wilde geen kerkelijke partij zijn, het program van de Kamerclub was aan de bisschoppen slechts 'ter inzage', niet 'ter goed keuring' voorgelegd. Maar de 'partij' zou nooit openlijk het woord van de bisschoppen trotseren. Een openlijke breuk tussen conservatieve en voor uitstrevende katholieken moest vermeden worden. Hun leider Schaepman stelde dat iedere partij die op haar eenheid prijs stelt 'een droite en een gauche noodig' heeft. Het resultaat was een overwegend conservatieve politiek, begeleid door een onderhuidse machtsstrijd, die zich grotendeels in en rond de sociale organisaties afspeelde. In deze machtsstrijd was de oprichting van de Alge mene Bond van R.K. Kiesverenigingen in 1904 een belangrijk moment. Het ontbreken van een reguliere partijorganisatie maakte de 'partij' tot een elitaire aangelegenheid. De Noord-Brabantse conservatieven werkten de vorming van een nationale katholieke partij met succes tegen. Men kwam niet verder dan een federatie van kiesverenigingen. Deze kies verenigingen beperkten hun activiteiten veelal tot de verkiezingsstrijd. De Kamerfractie kon daarom lange tijd feitelijk autonoom opereren. Het ge organiseerde katholicisme had zijn zwaartepunt in de sociale organisaties. 2. Protestanten De Anti-Revolutionaire Partij (arp) is de oudste partijorganisatie van ons land. In 1878 nam de antirevolutionaire richting al een partijprogram aan. Daarin stond de schoolstrijd centraal. Van de kamerleden werd verwacht dat zij zich verbonden aan dit programma. Op de deputatenvergadering van de arp in 1894 stelde partijleider Abraham Kuyper aan de kamer- Haerlem Jaarboek 1998

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1998 | | pagina 152