kranten. Tekenaar Albert Hahn zorgde voor de eerste verkiezingsposters. In cafés werden openbare verkiezingsbijeenkomsten gehouden. Met wan- delploegen trok de partij zingend door stadswijken en dorpen. Ook werden in verschillende steden fietsclubs, met namen als 'De Roode Lantaarn', op gericht. Daar waar mogelijk werden fanfarekorpsen ingeschakeld. Om mensen over de streep te trekken werden in de meeste steden, ook in Haarlem, arbeiders- of volkskiesverenigingen opgericht. Deze opereerden naast de afdelingen van de sdap. De kieswet-Van Houten In 1897 vonden voor het eerst verkiezingen plaats volgens de regels van de nieuwe kieswet. De verkiezingsstrijd beloofde door het grote aantal nieuwe kiezers bijzonder spannend te worden. In Haarlem werden voor de verkiezingen van de Tweede Kamer en de Provinciale Staten 4791 kiezers geregistreerd. Dat waren er 2891 in 1896 ge weest. Voor de gemeenteraadsverkiezingen was het aantal geregistreerde kiezers gestegen van 2883 naar 4445 (250|/° van de mannelijke bevolking in de betreffende leeftijdscategorie). Het verschil met de landelijke verkiezingen is te verklaren uit het feit dat voor verkiezingen van Provinciale Staten en Tweede Kamer een aparte groep kiezers in het leven was geroepen, de zgn 'aangiftekiezerDeze stemgerechtigden hadden het kiesrecht niet automatisch verworven op grond van hun belastingaanslag, maar op grond van andere criteria, zoals het hebben van een bepaald diploma, het huren van een huis voor een ze ker bedrag, het beschikken over een bankrekening of het voor langere tijd in dienst zijn van een werkgever tegen een bepaald loon. Deze criteria kon den van gemeente tot gemeente verschillen. Voor deelname aan gemeenteraadsverkiezingen kon geen beroep ge daan worden op deze kenmerken van 'geschiktheid'. Voor de gemeente raadsverkiezingen kwamen alleen in aanmerking de mannelijke ingezeten van 25 jaar en ouder, die in het voorgaande jaar in een directe Rijks belasting waren aangeslagen en die aanslag(en) ook hadden voldaan. Een betaalde aanslag in de gemeentebelastingen leverde eveneens het gemeen telijk stemrecht op. Het census- of belastingkiesrecht bleef op die maniei op het niveau van de gemeente gehandhaafd. Vier jaar later, in 1903, telde Haarlem 7703 geregistreerde kiezers voor de Gemeenteraad, een stijging ten opzicht van 1897 met 61%. In Haarlem moest men plaatselijk inkomstenbelasting betalen als men een (gemeen schappelijk) jaarinkomen had van minimaal 45°>~later f 500>~- be~ drag kon van gemeente tot gemeente verschillen. In Amsterdam bijvoor- LUUK BRUG

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1998 | | pagina 155