beek. De meeste prenten vormen een paar of behoren tot een reeks, die uit
vier tot zes bladen bestaat. Bij elkaar horende voorstellingen (pendanten)
waren in de mode: men kon ze inlijsten en aan de muur hangen. Soms wer
den de prenten voor dit doel met de hand ingekleurd. Ook series die uit
meerdere bladen bestonden, werden meestal per paar uitgegeven. De kun
stenaar spreidde zo het risico: door steeds twee bladen tegelijk aan te bie
den in plaats van de hele reeks ineens, kon de beoogde omvang nog worden
bijgesteld. Als er niet voldoende prenten waren verkocht, werd de reeks
stopgezet en bleef de kunstenaar niet met voltooide platen zitten waarvan
de afdrukken onverkoopbaar waren. Er zijn verschillende voorbeelden be- -57-
kend van onafgemaakte series. Een omstreeks 1793 uitgegeven serie Haar
lemse gezichten van de graveur Anthonie Cardon naar ontwerpen van
Augustijn Claterbos werd al na vier prenten gestaakt. 6) Dat was ook het
geval bij één van Overbeeks reeksen, maar dit feit is tot nu toe onopgemerkt
gebleven. Dat is merkwaardig, omdat het om de bekendste reeks van Over-
beek gaat: de 'gezichten buiten Haarlem'. In de meeste kunstenaarslexica
staat dat de reeks zes bladen telt, terwijl het er in werkelijkheid vier zijn
(Lijst van Prenten nrs 2-5).7)
Deze gezichten buiten Haarlem zijn, in tegenstelling tot Overbeeks an
dere landschapsprenten, wel topografisch. De toevoeging 'ad viv(um)
delineavit' achter de signatuur duidt erop dat de prenten 'naar het leven'
(naar de natuur) getekend zijn. De titel is fictief, want de reeks heeft geen
afzonderlijk titelblad. De reeks bestaat uit drie gezichten bij Overveen en
één bij de Haarlemmerhout. Het zijn:
- 'Gezicht op de Blinkert, by de herberg genaamd Kraantje-Lek',
- 'Gezicht by de zogenaamde wonder-boom, op de hofsteede Elswoud',
- 'De Brouwers-Kolk in het duin by Overveen',
- 'Gezicht uit Den Hout, op het huis van den heer Hope'.
De prenten zijn gesigneerd, gedateerd en (met uitzondering van de tweede
prent) genummerd. De eerste twee prenten verschenen in 1791, de derde in
1792 en de vierde in 1793. Zij zijn dus over een langere periode uitgebracht.
De oplage moet vrij groot zijn geweest, want de vier bladen zijn in de
meeste openbare verzamelingen te vinden. Des te vreemder is het, dat in de
geraadpleegde collecties geen spoor is te vinden van de in de kunst
historische literatuur vermelde vijfde en zesde prent. De mogelijkheid dat
een van de andere prenten uit Overbeeks oeuvre, als de vijfde of zesde
prent is bedoeld, kan worden uitgesloten. De enige prent die qua formaat in
aanmerking komt, is de afbeelding van de gestrande vinvis uit 1792 (Lijst
van Prenten nr 1). De datering is echter te vroeg voor de vijfde of zesde
prent van de reeks. Waarschijnlijk heeft de reeks nooit meer dan vier pren
ten gehad. Ik vermoed dat de veronderstelling dat de reeks uit zes prenten
THERA FOLMER-VON OVEN