222FniT"TmrïïrTTit
fes .1-:' '"f^fêtgÉVmé
Het universiteitsgebouw van Leiden met stoet van hoogleraren, 1828.
gebouwen, die voor het meerendeel verlaten zijn, en het water in de
grachten schijnt de eeuwige rust te zijn ingegaan.
Geen café s, geen bals in die plaats, waar men het spoorwegstation
zelfs tamelijk ver van de stad geplaatst heeft, denkelijk omdat men
bang voor al die drukte was. Ik had Rotterdam ten prooi aan de koorts
der handelsdrukte gevonden, den Haag afgemat van al de pret, en zoo
maakte Leiden op mij den benepen indruk, dien men altijd bekomt, als
men een klooster binnen treedt.
Dat zou daar een allerliefst verblijf voor de Schoone Slaapster in het
Bosch wezen.
Haerlem Jaarboek 1998