extra huisvestings- en personeelskosten met zich mee, er zijn dus veel meer
contributiebetalende leden nodig om een leesmuseum in stand te houden.
Het mislukte daarom ook wel eens. In Den Haag werd bijvoorbeeld in 1836
een leesmuseum opgericht, dat in 1843 alweer ter ziele ging. Ook Leiden
had kortstondig een leesmuseum, namelijk tussen 1871 en 1876. In Utrecht
had het leesmuseum meer succes: het bestond tussen 1836 en 1896 en werd
vermoedelijk daarna in iets andere vorm nog voortgezet tot 1930. Amster
dam had een van de oudste leesmusea, gesticht in 1800, dat tot 1933 bleef
bestaan. In de topjaren waren er meer dan 1000 leden. Het Haarlemse
Leesmuseum kwam dus bepaald niet als eerste. Ook voor dit Leesmuseum -99-
viel het doek in de twintigste eeuw: het bleef tot 1914 bestaan. Maar keren
we terug naar de betere tijden van het Leesmuseum.
Van de doelstelling van het Leesmuseum is veel bekend uit de zogeheten
Wetten. Zoals elk leesgezelschap had het Leesmuseum een reglement, dat
in de beste achttiende-eeuwse traditie werd aangeduid met de Wetten. In
het eerste artikel luidt het: 'Het doel van het Leesmuseum is, op weinig
kostbare wijze aan zijne leden gelegenheid te geven tot het lezen der voor
naamste buiten- en binnenlandsche tijdschriften en brochures'. 14) Mis
schien begon men pas later met de aanschaf van boeken. Wanneer precies
is niet na te gaan, want juist in deze begintijd is het archief erg summier.
Zeker is dat in de jaren tachtig ongeveer 200 a 250 boeken per jaar werden
aangeschaft. De collectie bestond toen uit ruim 5000 boekdelen, honderden
brochures, en tientallen toonaangevende tijdschriften, waaronder De Gids,
Vragen des Tijds, Eigen Haard, De Economist, Punch, The Saturday Re-
view en Revue des deux mondes.
Het Leesmuseum bood een aantal manieren om kennis te nemen van
wat het aan lectuur te bieden had. In de eerste plaats kon men ter plekke
boeken, brochures en tijdschriften raadplegen in de sfeervolle leeszaal. We
weten niet hoeveel leden dit regelmatig deden. Ongeveer 50 van de 120 le
den van 1885 leenden boeken, aan te nemen is dat de rest wel eens de lees
zaal binnenwandelde, omdat anders het lidmaatschap wel erg inhoudsloos
werd. Soms moet het er redelijk druk geweest zijn, want zoals in elke an
dere leeszaal waren er klachten over geluidsoverlast van anderen. Onder
getekende verzoekt beleefd hen, die 's avonds een dutje willen doen en bij
hun slaap de onhebbelijke gewoonte om hardop snurken bezitten, hun
slaapje tehuis te doen en daartoe niet speciaal op het leesmuseum te ko
men' lezen we in het Register van Klachten en Wensen van 1892. 1 Het al
dan niet roken in de leeszaal was ook een punt dat de gemoederen bezig
hield. Een voorstel uit 1882 van een van de leden om tot 15.00 uur het roken
te verbieden haalde het niet, ook al wees de indiener van het voorstel erop
dat het rookverbod ook in het belang van de damesleden was. Er werd zelfs
BOUDIEN DE VRIES EN FEMKE VAN DER MEULEN