5- Idem, buitengewone vergadering 21 januari 1835; Zie verder: 6 febr. 1835;
8 april 1835; en 13 mei 1835.
6. agh 1813-1957, inv.nr. 22,13 juli 1836. De verleende concessie aan de particu
lieren L.J.J. Serrurier, R. Ie Chevalier en W.C. Brade werd overgedragen aan
de H.IJ.S.M., opgericht bij notariële akte van 8 augustus 1837. Deze stond
onder beheer van een Raad van Administratie, bestaande uit vijf commissa
rissen en de ingenieur-directeur. Zie verder: inv.nr. 23,13 sept. 1837. De con
cessie werd verleend bij K.B. van 1 juni 1836 no. 15.
Zie voor de integrale tekst: J.H. Jonckers-Nieboer, Geschiedenis der Neder-
landsche Spoorwegen 1832-1938 (Rotterdam 1938), 333-336.
7. G.M. Nieuwenhuis, De stad aan het Spaarne in zeven eeuwen (Amsterdam
1946), 251; en J.W.M. Herberman, B.M.J. Speet en C.H.R.T. Weevers,
'Haarlem en de spoorwegen', Jaarboek Haerlem 1989, 89.
8. R. Dijksterhuis, Spoorwegtracering en stedebouw in Nederland: historische
analyse van een wisselwerking: de eerste eeuw 1840-1940, 2 dln. (Groningen
1984), 4.
9. Zie voor de integrale tekst: J.A. Faber, (onder red. van), Het Spoor. 150 jaar
spoorwegen in Nederland (Amsterdam 1989), 9.
Eigenlijk had de spoorweg al een maand eerder, op de verjaardag van
Koning Willem I, geopend moeten worden. Op dat moment waren de werk
zaamheden nog niet voltooid. Bij de offficiële opening was de koning dan
ook de grote afwezige.
10. P. van Wijngaarden, 'Een reisje per trein van Haarlem naar Amsterdam in
1839 en een bezoek aan Artis', Jaarboek Haerlem 1982, 45-52; Zie ook: J. van
Oosten de Bruyn, 'De rid naar Haarlem in den spoorwagen', De
Nederlandsche Volksalmanak voor 1841, jrg. 10 [1840]; 'De eerste spoortrein
in Nederland: Amsterdam-Haarlem, opening 20 september 1839', De Spiegel
(1914), 406; en J. Brants, 'Aan de wieg van onze spoorwegen: 1839,
Amsterdam-Haarlem onder stoom', Ons Amsterdam, jrg. 26 nr. 3, (1974),
72-75-
11. Ook in Amsterdam wist de H.IJ.S.M. het stationsgebouw binnen de oude
stadswallen te brengen, agh 1813-1957, inv.nr. 28, buitengewone vergadering,
1 juni 1842.
12. F. Allan, Geschiedenis en beschrijving van Haarlem, van de vroegste tijden
tot op onze dagen, ie deel, (Haarlem 1874), 115.
13. De kommiezenhuisjes stonden bij de spoorwegbruggen over het Spaarne en
de Oost-Singel. De stedelijke ambtenaren moesten er op toezien dat door de
H.IJ.S.M. de belastingpenningen voor het binnenvoeren van accijnsplichtige
goederen werden afgedragen en dat ongeacht de bestemming voor elke reizi
ger die na zonsondergang met de trein de stad binnenkwam het verschuldig
de poortgeld werd betaald. De commiezen van de Oost-Singel waren tevens
overwegwachters. De H.IJ.S.M. wist voor de eigen bedrijfsvoering bepaalde
accijns-vrijstellingen te bedingen, zoals voor de opslag van '9000 mudden
cintels' bij het nieuwe stationsgebouw voor het stoken van de locomotieven.
Ook werd 'vrijdom van accijns' aangevraagd voor brandstoffen ten behoeve
HENRI SPIJKERMAN