34- O.H.C., 29 sept. 1903, 2.
Aanvankelijk werd de aanduiding Overveensche Weg gebruikt.
35. De onderhandelingen met de H.1J.S.M. over het zogenaamde grote spoor
wegplan sprongen begin 1888 af. De aanleg van een nieuwe sluis te Spaarn-
dam maakte onderdeel van dat plan uit. Raadsverslag, 10 okt. 1888, 618.
Ook pogingen om alsnog een hulp- en opslagplaats aan het Noorder Buiten
Spaarne aan te leggen strandden in de raad. Het plan Telders bood echter de
mogelijkheid om later alsnog een spoorwegaansluiting naar een aan te leggen
open spoorweghaven aan het Spaarne te maken.
Wel werd het voorstel van een goederenstation met spoorweghaven en em
placement ten westen van de Leidse Vaart uitgevoerd. Deze werkzaamheden
stonden in het zogenaamde 'tweede bestek' van de spoorwegwerken 1903-
1908. Zij werden voor f 586.000,- gegund aan de aannemersbedrijven W.
Blankevoort Cz. te Haarlem en voor 277.000,- aan E. Wienhoven te
Schiedam. Zo werd een volledige scheiding van personen- en vrachtgoede
rendienst geschapen. Door de aanleg van een apart goederenspoor naast de
beide hoofdsporen tussen Kleverlaan, het personenstation in de stad en het
goederenemplacement werd een eventuele overlast van lange goederentrei
nen tot een minimum beperkt.
Het rangeerterrein strekte zich over een breedte van 100 meter uit tussen de
Leidsestraat en de Schouwtjeslaan. Een evident nadeel was dat het goederen
station bij de Westergracht als punt van samenkomst voor drie richtingen al
snel het karakter van een rangeerstation verkreeg. Zo veel mogelijk werden
's nachts de goederentreinen uitgerangeerd en vertrokken deze weer 's och
tends voor de aanvang van het personenverkeer.
De ligging van de spoorweghaven, achter tal van vaste bruggen, die op aan
drang van de gemeente Haarlem middels een 400 meter lange nieuw gegra
ven toegangsvaart met een parallelweg (de Westergracht) naar de Leidse
Vaart was aangelegd, bleek helaas al snel ongeschikt. De overweg
Leidsestraat was daarvoor bijna honderd meter in zuidelijke richting verlegd
en sloot zodoende aan op het verlengde van de Westergracht.
Raadsverslagen, 1 mei 1901, 240 en 244; en 22 mei 1901, 288-290. Zie ook:
O.H.C., 18 sept. 1903, 2; 23 sept. 1903,1; en Westhoff, 'Verbouwing, inrichting
en exploitatie', 800.
36. 'De Oprechte' meldde dat in verband met het drukke goederenvervoer,
'waardoor het stationsemplacement alhier soms zoo vol met vrachtgoed lag,
dat de reizigers niet loopen konden, is besloten tot het nemen van een
afdoenden maatregel'. Citaat, O.H.C., 14 aug. 1903, 3. Zie ook: O.H.C., 21 sept.
1903, i-
37. Met het oog op de toenemende industriële ontwikkelingen wenste het colle
ge van b w in 1912 alsnog een dergelijke haven op genoemde lokatie tot
stand te brengen. Een speciale raadscommissie moest het gemeentebestuur
over dit havenontwerp adviseren. De raad wilde aan de uitvoering van deze
plannen een grenswijziging met de omliggende gemeenten koppelen. In haar
onderzoeksverslag kwam de commissie tot een uitermate verrassende conclu-
Haerlem Jaarboek 1999