veld, Brielle en Utrecht zijn met elkaar verbonden in de persoon van de
Utrechtse klokkenmaker Steven Butendijc. De zes-strofige tekst waar
over hij de beschikking heeft gehad, is alleen bekend in zestiende-eeuw-
se, Oost-Nederlandse overlevering. Wie de klok in de toren van het Haar
lemse stadhuis nog eens hoort luiden, kan in het vervolg dus denken aan
een tekstueel netwerk dat Haarlem met Boven-Hardinxveld, Brielle,
Hattem, Hoorn, Utrecht en Zutphen verbindt.
Noten
1. De hier vermelde feitelijke informatie dank ik aan mr. W.G.M. Cerutti te
Haarlem, die momenteel een boek over het stadhuis van Haarlem in voorbe
reiding heeft.
2. C.W. Royaards, P. Jongens H.E. Phaff, Het stadhuis van Haarlem.
Algemeen restauratieplan (Haarlem 1961), 121.
3. Royaards, Jongens Phaff, Stadhuis, 117.
4. Met dank aan de heer Cerutti.
5. In een bericht in het Haarlems Dagblad van 30 oktober 1958 wordt '1914' ge
noemd als het jaar waarin de klok werd opgehangen. Waar de klok overi
gens tussen 1772 en 1914 bewaard werd, is niet bekend.
6. Aldus een bericht in het Haarlems Dagblad van 23 april 1957.
7. Vgl. het bericht in het Haarlems Dagblad van 30 oktober 1958. H.E. Phaff
(ed.), Raadhuis-spreuken. Spreuken en bouwopschriften van Nederlandse
raadhuizen ('s-Gravenhage 1983), 78 noemt '1955' als het jaartal waarin de
klok voor het eerst weer werd geluid; dit moet op een vergissing berusten.
8. Over Steven Butendijc, zie C.N. Fehrmann J.W.C. Besemer, 'De Utrechtse
klokgieters en hun verwanten', in: Klokken en klokkengieters. Bijdragen tot
de campanologie ([z.pl.], 1963), 171-173, en J.W.C. Besemer (in samenwerking
met de Historische Commissie van de Nederlandse Klokkenspel-Vereniging),
'De werkstukken van de Utrechtse klokgieters', in: Klokken en klokkengie
ters, 221-224. Over het jaar waarin de klok vervaardigd werd, bestaat soms
verwarring. In Royaards, Jongens Phaff, Stadhuis, 15 en 118, wordt '1483'
opgegeven. In een brief van de heer André Lehr van de Nederlandse
Klokkenspel-Vereniging van 15 september 1962, gericht aan de heer C.F.
Janssen (het toenmalige hoofd van de afdeling Monumentenzorg van het
Bedrijf Openbare Werken Haarlem), komt '1463' als jaartal voor. Mr. H.E.
Phaff (indertijd de gemeentesecretaris van Haarlem) beantwoordde de brief
op 8 oktober 1962, en wees daarbij op het foute jaartal. De heer Cerutti was
zo vriendelijk mij kopieën te bezorgen van bovenvermelde correspondentie.
9. Besemer, 'Werkstukken', 241-248.
10. Het bekijken van de spreuk was niet eenvoudig. Men staat op een houten
ladder, de opening waarin men met het bovenlichaam naar buiten steekt, is
smal, de klok hangt pal boven de opening en men moet de klok kantelen om
een paar passages van de spreukstrofe te kunnen zien. Graag dank ik mr.
Haerlem Jaarboek 1999