Dergelijke zinsneden verklaren zijn weliswaar geïnteresseerde, maar te
gelijk gereserveerde houding ten opzichte van het modernisme in de ar
chitectuur en stedenbouw. Bepaalde ideeën respecteerde hij, maar tegen
de uitwassen als gevolg van een al te ver doorgevoerde toepassing ver
zette hij zich. Het is typerend dat hij de meest extreme moderne archi
tectuur door een morele bril beoordeelde en er het gevaar van een zede
lijk verval aan verbond. Zoals hij ook in het blad Het Gezin verkondigde
was het aan de architect om aan de techniek en de praktische functie
'schoonheid' toe te voegen. Pas dan was werkelijk sprake van bouwkunst.
Gezien de gerichtheid op de traditie en historische voorbeelden die uit -i93-
zijn ontwerpen spreekt wekt het geen verbazing dat Van Velsen ook in
zijn publicaties blijk geeft van zijn affiniteit hiermee. Toch spreekt hij zich
op geen enkele plaats onomwonden uit voor het traditionalisme. Zijn
hang naar de traditie moet tussen de regels door gelezen worden. Het
hoofdstuk 'Godsdienst' in zijn boek over Haarlem illustreert hij met
foto's van drie tamelijk recente kerkgebouwen, namelijk de roomskatho-
lieke kathedraal Sint Bavo aan de Leidsevaart (in 1930 voltooid, gebouwd
naar ontwerp van Joseph Cuypers), de nederlands-hervormde kerk aan
de Zomervaart van C.B. Posthumus Meyjes (gebouwd vóór 1922) en de
gereformeerde kerk aan de Kloppersingel van B.T. Boeyinga (1926-1927).
Op zichzelf zegt de keuze voor deze drie kerkgebouwen niet zoveel,
omdat ze keurig de drie voornaamste godsdienstige stromingen in de stad
vertegenwoordigen. Niettemin is de keuze voor Posthumus Meyjes' en
Boeyinga's kerk opmerkelijk, want hij had ook voor andere, architecto
nisch minder uitgesproken kerkgebouwen kunnen kiezen. Er valt iets
voor te zeggen dat de respectievelijk sobere architectuur en expressieve
bakstenen contouren van deze beide kerkgebouwen hem meer hebben
aangesproken dan het eclectische spektakelstuk van Cuypers, ondanks
het feit dat juist dit van katholieke origine was.
In zijn knipselschrift heeft hij een door J. Engelman in De Tijd gepu
bliceerde recensie opgenomen van A.J. Krophollers boek Over bouwstijl
vroeger en nu De architect Kropholler (1882-1973), een navolger van
Berlage, was een fervent traditionalist en beoefenaar van bouwkunst op
oud-Hollandse grondslag. Volgens Van Velsen viel Kropholler echter
nogal wat te verwijten op dit gebied. Hij voelde zich geroepen om over
deze architect een artikel te publiceren, eveneens in De Tijd. In zijn stuk
beweert Van Velsen dat Krophollers manier van bouwen niets van doen
heeft met het 'logische, zuiver en eerlijke bouwen' van Berlage, met wie
Engelman hem in verband brengt, maar alles met 'een schoone schijn'.
Kropholler bouwt 'coulissen', luidt zijn oordeel.
WIM DE WAGT