W.G.M. Cerutti, die zo vriendelijk was mij voor de bezichtiging ten stadhuize uit te nodigen. We hebben voorts beiden vastgesteld dat een deel van de tekst door corrosie is aangetast. Mr. H.E. Phaff heeft ooit een afwrijfsel laten maken van de tekst; navraag bij de heer Phaff leerde me dat het niet zeker is dat dit afwrijfsel nog bestaat. 11. Nader over dit genre in W. van Anrooij Th. Mertens, 'Een cort jolijt. Middelnederlandse spreukstrofen met het rijmschema aabccb', in: F. Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen (Amsterdam 1992), Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 7, 219-233 en 392-399- 12. Geciteerd naar Phaff, Raadhuis-spreuken, 78 (onder aanpassing van inter punctie en hoofdlettergebruik). Besemer, 'Werkstukken', 245 heeft als variant heeren i.p.v. heren (vs. 1). 13. Besemer, 'Werkstukken', 245 heeft als varianten Butendijc i.p.v. Butendyc en maectet i.p.v. maecket. 14. Besemer, 'Werkstukken', 247. De klok is in 1945 gelast omdat hij ruim een eeuw tevoren gescheurd was. 15. Diverse voorbeelden komen ter sprake in W. van Anrooij, 'Hoemen ene stat regeren sal. Een vroege stadstekst uit de zuidelijke Nederlanden', in: Spiegel der letteren 34 (1992), 139-157 en W. van Anrooij, 'Recht en rechtvaardigheid binnen de Antwerpse School', in: J. Reynaert e.a., Wat is wijsheid? Leken ethiek in de Middelnederlandse letterkunde (Amsterdam 1994), Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 9,149-163 en 399-405. 16. S. van Geuns, 'De Banklok in de Utrechtse Buurtoren', in: Madoc 1 (1987), nr. 3,12-14, °°k voor het volgende (tenzij anders vermeld). Veel van wat volgt, is ook al ter sprake gebracht in W. van Anrooij, 'Spreukstrofen over recht en eendracht. Middeleeuwse opschriften IV', in: Literatuur 14 (1997), 210-212. Bij die gelegenheid was ik echter nog niet op de hoogte van het voorkomen van de spreuk op de torenklok van het Haarlemse stadhuis. Door deze nieuwe tekstgetuige (en enkele andere, zie hierna) kunnen een aantal lijnen uit het genoemde artikel veel scherper worden getrokken. 17. Besemer, 'Werkstukken', 238-240, en Fehrmann Besemer, 'Utrechtse klok gieters', 170-171. 18. Besemer, 'Werkstukken', 247 (onder aanpassing van interpunctie en hoofdlet tergebruik en onder oplossing van een abbreviatuur). Na de spreukstrofe staat er nog Steven. Besemer, 'Werkstukken', 247 merkt op: 'Op grond van de kenmerkende overgang van de regel in de schriftband naar het gedeelte onder deze band, alsmede i.v.m. lettertype en versieringsmotieven kan deze klok zonder twijfel aan Steven Butendiic worden toegeschreven.' De nauwe samenhang tussen de in dit artikel gepresenteerde teksten ondersteunt deze veronderstelling. 19. Aldus een mededeling van de heer Erik Besaris van het Stedelijk Museum Zutphen. Phaff, Raadhuis-spreuken, 78 noemt '1945' als het jaar waarin de borden verloren gingen. Phaff spreekt trouwens niet van 'borden' maar van 'een paneel van de schepenbank van Zutphen' (waarbij 'schepenbank' wordt WIM VAN ANROOIJ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1999 | | pagina 19