opgevat als meubilair). In de bron waarop Phaff zich baseert, is echter geen
sprake van een schepenbank. Het enige wat daar staat is het volgende: 'In de
schepenskamer te Zutfen hingen weleer, ter weerszijde van de zitplaats der
rechters, twee borden aan den wand, die nog op 't archief der stad, als anti
quiteiten bewaard worden', vgl. J. van Lennep J. ter Gouw, Het boek der
opschriften. Een bijdrage tot de geschiedenis van het Nederlandsche volksle
ven (Amsterdam 1869), 100.
20. J. Gimberg, 'Zutphensche opschriften uit vorige eeuwen', in: Bijdragen en
mededeelingen Gelre 2 (1899), 293 (onder aanpassing van interpunctie, hoofd
lettergebruik en u/v-spelling, en onder oplossing van abbreviaturen).
21. Dat hijzelf teksten opstelde, blijkt uit diverse rijmende opschriften op zijn
klokken waarin hij zijn eigen naam verwerkte: vgl. de klokken in
Oudemirdum (1458), Nederlanghroek (1473), Haringhuizen (1475), Utrecht
(1479), Kwadijk (1480), Spijkenisse (1481) en Brielle (1482) (vgl. Besemer,
'Werkstukken', 241 e.v.). Vanaf 1473 riimt Butendijc steevast op hemelrijc.
22. Ook dit tweede bord is verloren gegaan, tegelijk met het eerste.
23. Gimberg, 'Zutphensche opschriften', 294 (onder aanpassing van interpunctie,
hoofdlettergebruik en u/v-spelling, en onder oplossing van een abbreviatuur).
24. Fehrmann Besemer, 'Utrechtse klokgieters', 167, ook voor de volgende
gegevens.
25. In handschrift Hattem, Gemeentearchief, inv.nr. Oud Archief Hattem 24,
f. 8or-v.
26. Van Lennep Ter Gouw, Boek der opschriften128 (onder aanpassing van
interpunctie en hoofdlettergebruik). C.J. Stins, Geschiedenis van Hoorns
klokken en beiaarden (Hoorn 1946), 9 geeft in de eerste drie regels vijf ande
re lezingen (vgl. de onderstrepingen): lek Jhesus waerachtich Seg in heeren
machtich Dat ghi bliven eendragtich. De klok heeft tot de brand van 1838
in de toren gehangen (Stins, Geschiedenis, 9). C.A. Abbing heeft de spreuk
voor het eerst afgedrukt in zijn Beknopte geschiedenis der stad Hoorn, en
verhaal van de stichting, voltooijing en verfraaijing van de Groote Kerk, tot
op den brand, die haar vernielde op den $den augustus 1838 (Hoorn 1839),
86. De aanhef lek Jhesus waerachtih roept de Latijnse tekst op de Banklok
in de Buurtoren te Utrecht in herinnering. Die begint namelijk met de mede
deling Vox ego sum christi (ik ben de stem van Christus), vgl. Van Geuns,
'Banklok', 14.
27. Stins, Geschiedenis, 9.
28. vs. 4] Haarlem [1473]: Doe di dat; Brielle [1482]: Doe di dat; Zutphen [1522]:
Doe ghi dat; Hoorn [1531]: Doet ghi dat; Hattem [1538]: Duet ghy dat. [vs. 5]
Haarlem: So sel u stat; Brielle: So sel u stat; Zutphen: Soe sal u stat; Hoorn:
Soe sal ju stat; Hattem: Soe sail u stad. [vs. 6] Haarlem: Staen in vreden;
Brielle: Wel staen in vreden; Zutphen: Wael staen in vreden; Hoorn: Wel
staen in freden; Hattem: Wall staen in vreden.
Haerlem Jaarboek 1999