werd gedempt en hoe er in het daaromheen liggende gebied een luxe vil
lawijk werd aangelegd. Daarmee werd de grondprijs waarop de school
stond opgedreven. Vandaar de begerige blikken van de projectontwikke
laars. De school was als het ware economisch afgeschreven. Om die
reden kwam er een nieuwe plattegrond met op de plaats van de school,
luxe huizen.
Leyral
Het totale einde van zijn Spaarnelyceum heeft Dick alleen vanaf zijn
nieuwe lokatie in Frankrijk meegemaakt. Hij was in dat, voor hem en zijn
vrouw zo dierbare land, na zijn vertrek van school, een landleven gaan
opbouwen in een oude boerenwoning met de naam 'Leyral'. Daar had hij,
net als Horatius wiens motto nil amplius oro hij had overgenomen, een
eigen lapje grond waar hij kon zaaien, oogsten en genieten van de natuur.
Want hij was een bouwer en een zaaier, geen breker. Dat bleek al uit het
feit dat hij achter de school eigenhandig een kruidentuin had aangelegd,
waar iedereen naar believen kruiden mocht plukken. Ik herinner me nog
de ochtend dat ik op school kwam en Dick mij enthousiast wees op de
druiventrossen achter de ramen van de hal. Wie wilde mocht ze plukken.
Zouden er achter zijn oude school nog steeds verse kruiden en druiven
kunnen worden geplukt? Is er iemand die deze plek onderhoudt? Ie
mand die denkt en voelt zoals Dick? Het lijkt niet waarschijnlijk.
Dat kruidentuintje en die druiventrossen staan model voor Dick
Kraamwinkel. Ik heb me wel eens afgevraagd hoe iemand die in staat is
om de heerlijkste dingen uit de grond te halen op het idee komt om rec
tor te worden van een school in een buurt vol cement en bakstenen. Zo'n
veelzijdig begaafd mens, muziekkenner en beoefenaar. Ik denk dat zijn
begaafdheid niet altijd werd gezien en als dat wel het geval was, niet altijd
op waarde werd geschat. Te goed, te menselijk, zich te veel bekommerend
om zaken die echt van belang zijn. Leyral was voor hem thuiskomen na
een lange reis in den vreemde. Behalve aan Horatius, die aan het eind
van zijn leven de lof bezong van het land dat hij bewerkte, was hij ook
nog verwant aan de Franse iöe-eeuwse dichter Joachim du Bellay die,
wonend en werkend in Rome als secretaris van zijn oom, de kardinaal
Jean du Bellay, de vergane glorie van die stad uit de Romeinse oudheid
betreurde. Dit feit en de onvrede met zijn nederige baantje, deed hem
terugverlangen naar zijn geboortestreek Anjou. Dat verwoordde hij in
zijn bundel Les regrets en vooral in dit fraaie, bekende:
Haerlem Jaarboek 1999