was verstreken. Daags daarna, op maandag, raakte het gerucht over de redenen van het vertrek van Jantien Matthijs zo alom bekend in de stad, dat het ook Durer bereikte. De daarop volgende dag was een vergadering van het consistorie belegd. Tot Durers niet geringe verrassing las men hem op die vergadering een verklaring voor die vrienden van Jantien Matthijs diezelfde morgen te genover een notaris hadden afgelegd. Daarin bevestigden zij uit de mond van Jantien te hebben gehoord dat zij dacht zwanger te zijn van dominee Durer. Meteen daarna confronteerde men hem met de vaststelling dat hij heterodoxe opvattingen over de alomtegenwoordigheid van Christus ver kondigde, en dat hij, naar die opvattingen gevraagd tijdens de catechisa tie, weigerde zich daarover nader te verklaren.8' Tot zover komen de verklaringen omtrent het gebeurde van alle be trokkenen redelijk overeen. Daarna escaleerde het conflict in een hoog tempo. De lezingen van wat vervolgens gebeurde, en welke betekenis dit had, worden dan aanzienlijk partijdiger. Bovendien werd in de loop van de volgende weken de lijst met beschuldigingen en verdachtmakingen aan het adres van Durer almaar langer, ik vermeldde dat al in de ope ningsalinea. Ze allemaal noemen en bespreken heeft geen zin. De mees ten berustten op hear say en droegen slechts bij aan de overkill waarmee het consistorie probeerde van Durer af te komen. Wat betreft de inhou delijke kant van het conflict zijn eigenlijk alleen het leerstuk van de alom tegenwoordigheid en zwangere(?) Jantien van belang. We moeten boven dien ruimte overhouden om in te gaan op de ongelooflijke heftigheid van toon waarmee alles gepaard ging. Dwalend in de rechte leer? De conflicterende partijen waren het in ieder geval met elkaar eens dat de kwestie betreffende het leerstuk van de alomtegenwoordigheid moest worden afgehandeld binnen de Lutherse kerk in Nederland. De proce dure hiervoor was in 1681 aangepast. Geschillen betreffende leerstukken (maar ook over de levenswandel van predikanten) moesten sindsdien ter beoordeling worden voorgelegd aan een college van afgevaardigden van drie zustergemeenten onder voorzitterschap van de belangrijkste Lutherse gemeente in Nederland, die van Amsterdam. Tegen uitspraken van het college kon men in beroep gaan bij een algemene vergadering.9' Op dinsdag 9 maart 1683 hield dit college van afgevaardigden in Haar lem een eerste zitting. Het bestond uit de Amsterdamse predikant Hen- ricus van Born die tevens voorzitter was, twee Amsterdamse ouderlingen en delegaties van telkens een predikant en een ouderling uit de gemeen- JAAP VOGEL

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1999 | | pagina 27