Er was echter nog een andere bron waarop Brouwer zich beriep. Vol gens hem was dat een brief van een burgemeester van Hasselt aan zijn correspondent in Haarlem. De schrijver van die brief had over de zaak van Matthijs en de dominee niets dan 'gemene geruchten' gehoord, wilde er meer van af weten en bezocht haar in gezelschap van zijn vrouw. Nadat ze stevig op haar hadden ingepraat, vertelde Matthijs uiteindelijk het volgende verhaal. Twee dagen na de begrafenis van Durers vrouw had deze 's avonds vier uur lang bij haar aangedrongen en haar uiteindelijk verleid om met hem de nacht door te brengen en 'seksuele conversatie' te hebben. Jantien Matthijs had daarna uitstekend geslapen, maar Durer vertelde haar de volgende morgen een onrustige en benauwde nacht te hebben doorgebracht. Het was hem te moede alsof de kamer en de bed stede vol duivels waren geweest.18' Dit verhaal leidde tot een zeer emotionele ontboezeming van Durer. Wat voor beest dachten ze wel dat hij was? Zijn vrouw was jong, mooi, vriendelijk, verstandig en godzalig geweest; zij vertegenwoordigde het beste wat hem ooit was overkomen en ze stierf volkomen onverwacht, hem met een lief jongetje van vier weken achterlatend. Zijn vader lag in die tijd in Hamburg dodelijk ziek te bed en overleed drie weken na de dood van zijn echtgenote. 'lek met alle dese zware droeffenissen en rampen te gelijck beset ende omcingelt soude mijne gedachten nu noch hebben laten gaen op Hoeren-lust en dat noch by na waerme Bedde van een soo lieve Echt-genoot besmet met mijne Dienst-maegd en wel den tweeden dagh na hare Begrafenis gelijck die onbeschaemde Menschen haer niet ontsien sulcke Boordeels-Praet voor kuysche Ooren in open baren Druck te stellen. De Heere schelde u, Satan! De Heere schelde u!'.19' Hiermee is een vrij volledig overzicht gegeven van het 'bewijsmateriaal' waarmee het consistorie zocht de 'saec van de meyt' te onderbouwen. Merkwaardig is het wel, dat geen der verklaringen, van wie dan ook, ver meldt of Jantien Matthijs nu werkelijk zwanger was. Ook bij de verdere afwikkeling van de affaire, die nog ruim een jaar in beslag zou nemen, horen we daar niets meer over. Durer zou de zaak betreffende zijn eer en goede naam, die door deze beschuldigingen en verklaringen te grabbel was gegooid, uiteindelijk voor de schepenbank brengen. Als poorter van de stad Haarlem was dat zijn goed recht. Maar volgens de regels van de Lutherse kerk in Nederland was ook het college van gedelegeerden bevoegd een uitspraak te doen Haerlem Jaarboek 1999

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1999 | | pagina 34