Koepel Vaartzicht aan de Leidse vaart met de loodsen van de firma C.G. van Tubergen, 1928 (foto Kennemer Atlas). Vaartzicht en de bijbehorende opstallen. Op de kaart is reeds de grond vorm weergegeven van de koepel die wij nu als Vaartzicht kennen. In plaats van het aangebouwde woonhuis zien wij hier nog een smal, lang werpig gebouw. Hier moet volgens een lid van de familie Hoog een soort schaduwterras zijn geweest waar de dames van de buitenlucht konden genieten zonder dat hun toen zo modieuze lichte teint in gevaar kwam. Verder is er nog een onbekend gebouw, dat later niet meer terug te vin den is en waarschijnlijk na die tijd gesloopt is. Naast het terrein bevond zich nog een sloot die later gedempt zou worden. Het terrein was overi gens al voor die tijd in gebruik. In een akte uit 1699 wordt gesproken van een zekere Cornelis Josua Barnaart die van het Weeshuis van de Stad Haarlem het recht van overpad verkrijgt over de Olieslagerslaan om zo doende het terrein te bereiken. Het Haarlemse weeshuis, dat zich later aan de Olieslagerslaan zou vestigen, had hier blijkbaar al grond in bezit. De naam Vaartzicht werd toen nog niet gebruikt. Wellicht is deze eerst gekomen toen de koepel gebouwd werd. De koepel Vaartzicht bestond waarschijnlijk dus al begin achttiende eeuw. Pas later moet het huidige woonhuis zijn gebouwd. Dit bleek vol gens de heer C.J. Hoog, laatste firmant van de Firma C.G. van Tubergen, uit het feit dat de steenlagen van theehuis en aanbouw niet in elkaar over liepen en het woonhuis dus 'koud' aan de koepel is gezet. Het woonhuis, zo meent hij, moet gezien de stijl al gebouwd zijn voor 1839, het jaar van verschijnen van de Camera. En inderdaad vinden wij in een akte uit 1819 Vaartzicht omschreven als 'een Heerenhuisinge' met 'voorhuis, koepel Haerlem Jaarboek 1999

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1999 | | pagina 58