werkdagen van meer dan veertien uur gedraaid om de orders op tijd na te komen. Met de toename van de rijtuigenproduktie breidde ook het bedrijf zich steeds meer uit. De lengte van de fabriek bereikte al snel 128 meter, terwijl zij 20 meter diep was. Een zijlijntje om de rijtuigen vanuit de fabriek op de spoorbaan van de H.IJ.S.M. te krijgen, ontbrak. Daarom werd bij aflevering van nieuwe rijtuigen rails op straat gelegd. Onder druk van de buitenlandse concurrentie, met name vanuit België en Duitsland, werd Beijnes in 1872 gedwongen zich meer op de particu liere markt te oriënteren. Met de komst van de Amsterdamse Omnibus- Maatschappij werden in heel Nederland vele tramwegmaatschappijen opgericht, die de Beijnes-fabriek door de fabricage van tramrijtuigen weer nieuw leven deed inblazen. Die impuls duurde tot 1885, toen de fabriek het als gevolg van de lage tarieven voor invoerrechten voorgoed tegen de buitenlandse concurrentie moest afleggen. Beijnes verzocht de Tweede Kamer der Staten-Generaal nog de tariefwet te wijzigen, maar een paar jaar later, in 1888, overleed hij. Het bedrijf, inmiddels de Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwegmateriaal J.J. Beijnes, werd in familie verband voortgezet.24' Haarlem trachtte vanaf ongeveer 1865 de economische malaise van zich af te schudden. In de onmiddellijke omgeving van het station wer den in 1868 het Kenaupark en het Ripperdapark gebouwd. De demping van de Achter Nieuwe Gracht (nu Parklaan) in 1870, het omdopen van Varkensmarkt tot Kennemerplein en de komst van villa's bij de Bolwer ken betekende dat de achtergestelde wijk, die de Nieuwstad lange tijd was geweest, tot een volwaardig stadsdeel was uitgegroeid. Het plan Telders Door de voltooiing van de Nieuwstad en de uitbreiding van de stad in noordelijke richting - er werd veel gebouwd in het zuidelijk gedeelte van de gemeente Schoten - nam het verkeer bij het station toe. Het onver mijdelijke gevolg was dat de gelijkvloerse spoorovergangen in de Jans- en Kruisweg, die op 200 meter van elkaar en direct naast het voorgebouw van het station gesitueerd waren, voortdurend een hinderlijke belemme ring van het verkeer vormden. Daarnaast passeerden er steeds meer trei nen, zodat de overwegen steeds vaker en langduriger gesloten moesten worden. Zo was in 1881 de spoorlijn naar Zandvoort een feit geworden. Deze eerste lokaalspoorweg werd geëxploiteerd door een aparte maat schappij, de Haarlem-Zandvoort Spoorweg Maatschappij (H.Z.S.M.). Hoewel de treinen doorreden naar station Haarlem-H.IJ.S.M., beschikte deze maatschappij ook over een eigen stationnetje Haarlem Bolwerk. Dat Haerlem Jaarboek 1999

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1999 | | pagina 76