koning Philips n) aan de Staten van Holland en West-Friesland of aan de
gecommitteerden uit deze Staten worden overlegd. Na toetsing ten aan
zien van bekwaamheid, goede naam en zeden verleenden deze toestem
ming, waarbij de akte van creatie ('creatiebrief') werd verleend.
De gewestelijke Staten hadden de keizer en de paus dus uit het benoe
mingsrecht gedrukt en gingen zelf als soeverein notarissen benoemen.
Door 'outsiders' benoemde notarissen werden niet meer geaccepteerd.
Bij het Hof van Holland in 's-Gravenhage nam de griffier de kandida
ten vervolgens een examen af, dat niet zwaar was. Als dat examen met
-118- goed gevolg was volbracht werd de eed in handen van een van de raads
heren afgelegd, zodat het Hof zijn admissie (toelating) kon verlenen.
Meestal een paar dagen nadat de akte van creatie was verleend en soms
op dezelfde dag ontving de aspirant-notaris de akte van admissie van het
Hof van Holland. Zijn naam werd vervolgens in een door het Hof van
Holland beheerd register ingeschreven.6»
Sedert 1608 moest het lokale bestuur op grond van een op 27 novem
ber van dat jaar uitgevaardigde resolutie van de gewestelijke Staten in dit
stadium nog een akte van 'consent' (toestemming tot praktizeren) verle
nen. Vervolgens kon de nieuwe notaris zich in de stad vestigen. Deze ver
gunning werd doorgaans verleend wanneer door overlijden of op andere
wijze het toegestane maximum aantal notarissen weer aangevuld kon
worden.
Minderjarigen konden zich middels een 'rekest om recommandatie'
(verzoekschrift tot aanbeveling), waarin zij moesten aantonen in de nota
riële praktijk werkzaam te zijn (geweest), tot het bestuur in de woon
plaats van hun ouders wenden om toch toegelaten te worden. De ver
zoekers dienden niet alleen over een goed zedelijk gedrag te beschikken,
maar ook moesten zij eerlijke en degelijke ouders hebben. Bij positieve
beschikking werd een recommandatiebrief overhandigd, die zij bij hun
verzoek om creatie en admissie aan de Staten en het Hof moesten over
leggen. Dat lukte Jan Schouten, die na twee jaar procureurschap op twin
tigjarige leeftijd in 1776 met het notarisambt werd bekleed. Hij was in de
zeventig toen hij in zijn kantoor in de Grote Houtstraat na ruim een
halve eeuw arbeid zijn laatste akte als openbaar notaris verleed. Dit is
overigens geen opzichzelfstaande gebeurtenis, want notarissen bleven
vaak lang in functie. Voor hen was als geboren en getogen Haarlemmers
doorgaans geen reden om het beroep elders uit te oefenen.?»
Andere groepen uit de samenleving, zoals uit het in 1585 verschenen
notarisboek Ars Notariatus van de Antwerpse ambtgenoot J. Thuys blijkt,
werden wél van het notariaat uitgesloten. Dat gold niet alleen voor sla
ven en boeren, maar ook voor monniken, kanunniken en regulieren.
Haerlem Jaarboek 2001