Het voorlezen van het testament. Gravure 1796. (Stichting tot Bevordering der Notariële Wetenschap) Benoemingsprocedure In de benoemingsprocedure voor notarissen fungeerde aanvankelijk het Bataafse volk als de soeverein. Feitelijk was dat de Nationale Vergadering en sinds 1798 het Vertegenwoordigend Lichaam. Als gevolg van ontwik kelingen in het staatsrecht berustte het benoemingsrecht in de periode 1801 tot 1806 bij de departementale overheden, die overeenkwamen met de vroegere gewesten. Koning Lodewijk Napoleon confirmeerde de wettig benoemde nota rissen en zorgde daarmee voor een continuering van het plaatselijke notariaat. Bij decreet van 25 mei 1807 werden notarissen voortaan op voordracht van de landdrost (in Haarlem die van Amstelland) en van de minister van justitie door de Koning aangesteld en zouden alle notarissen de titel van Koninklijk Notaris voeren. Alle praktizerende notarissen moesten in mei 1809 op verzoek van het Hof van Justitie opnieuw de eed in handen van de Haarlemse burgemeester W. Jager afleggen. De benoe mingsbevoegdheid werd door de Ventösewet voorgoed naar de centrale overheid overgeheveld. Gedurende de Franse tijd overleden een tweetal notarissen en werden vier nieuwe notarissen aangesteld. Jacob Scholting voorzag in 1797 in de vacature van Van Heynenberg Reuvens, Pieter van Lee verving in 1801 De HENRI SPIJKERMAN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2001 | | pagina 143