I Copiersen waren rijk maar belgische parvenus en in Haarlem niet gezien. Tot onze verbazing behandelden zij Lardner heel familiaar, ofschoon zij minstens 10 jaar jonger waren dan hij, en toen een van hen zeide, als of het een groote merkwaardigheid was: mijn hemd kleeft aan mijn g.t, zei Lardner dood leuk, 'trek het er dan af hetgeen ons, kinderen, natuurlijk deed schateren en aanleiding gaf dat wij het aan tafel vertelden. Ik geloof dat ik n jaar2?) was toen Lardner mij in de vakantie mede nam naar Dusseldorp om bij zijn vader te logeeren. Wij reden van Amsterdam weg in de diligence van van Gend Loos en kwamen eerst 30 uren daar na te Dusseldorf aan erg vermoeid, want men zat ellendig in die wagens. Wij werden allerliefst ontvangen. De oude Heer Lardner was een goede zestiger met een Engelsch aristokratisch gezicht en de beeldige Angela nam mij dadelijk onder hare bescherming en stond mij haar slaapkamer af. Van Caroline herinner ik mij weinig, waarschijnlijk omdat zij zich met mij niet bemoeide. De oude Heer woonde in een flink huis op de Cranz platz, zoodat hij het blijkbaar goed kon doen. Wij gingen dagelijks wan delen en ik maakte kennis met de zoons van generaal Pritzelwitz en zag ook Prins Carl den broeder van den lateren Keizer Wilhelm I. Dikwijls gingen wij 's middags muziek hooren in een grooten tuin, waarvan de gérant, een groote kerel met een bochel, dikwijls door Lardner - ver moedelijk uit sympathie - werd aangesproken. Ook was ik eens op de repetitie van een van die groote Rheinische Concerten, waar wel 500 exe cutanten waren, en die door den hollandschen componist Lubeck gediri geerd werden. Ik was daarbij niet zoo zeer getroffen door de muziek als wel door de omstandigheid dat er een fout gemaakt werd, zoodat Lubeck liet ophouden; tot drie maal toe werd herhaald, tot klimmende woede van Lubeck, die eindelijk op den valsch spelenden violist toeliep en een muzieknoot, die op een verkeerde regel stond veranderde. Dat kon die arme violist niet helpen maar het prouveerde voor het gehoor van den dirigent. Ik heb 30 jaren later met zijn zoon, hoofdofficier in het Nederlandsch Indische leger kwestie gehad over de liquidatie van den boedel van Mafficioli del Castaletta, een koffieplanter in de residentie Soerakarta, met wiens dochter hij getrouwd was. Het lelijkste wat mij te Dusseldorp overkwam was dat ik gevaarlijk ziek werd aan zenuwzinkenkoorts, wat men tegenwoordig typhus noemt. Ik schijn op den dood te hebben gelegen en in de heete koorts had ik al de Engelsche plaatjes van Angela, die aan het behang waren vastgespeld, weggeslagen. Men sliep toen reeds in Duitschland en Engeland in ledi kanten zonder gordijnen. Bij ons werd men achter zware gordijnen weg gestopt, uit vrees, dat men slapende versche lucht mocht inademen. Dat is voor een rechtgeaard hollander en voor een baker het gevaarlijkste wat CHRISTIAAN VAN LENNEP

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2001 | | pagina 21